30455 |
parketvloer |
parketvloer:
parkɛt˲vlūr (L163p Ottersum)
|
Vloer van smalle stroken tropisch hout of kwadraatvormige, ingelegde houten tegels die blind vernageld worden. Een vloer van korte en smalle stroken die zonder ondervloer in verstek of in keperverband over de balken wordt gelegd, wordt ook wel 'Wener vloer' genoemd (Zwiers II, pag. 563). Zie ook afb. 74. [N 54, 130; N 54, 131a; monogr.]
II-9
|
34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kuiken:
kykǝ (L163p Ottersum)
|
[N 19, 40b]
I-12
|
26692 |
pasbrug |
vonder:
vondǝr (L163p Ottersum)
|
Het horizontale balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waar de zwengel en de spil op rusten. De pasbrug is aan één uiteinde scharnierend vastgezet en rust met het andere uiteinde op de lichtboom. [N D, 21]
II-3
|
34046 |
pasgeboren kalf |
nuchter kalf:
nøxtǝr [kalf] (L163p Ottersum)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
26528 |
pashamer |
moker:
moker (L163p Ottersum)
|
De houten of ijzeren hamer waarmee de paswiggen worden vastgezet. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in a) de hamers die specifiek voor het vastzetten van de paswiggen worden gebruikt, en b) hamers die ook bij andere ambachten gangbaar zijn. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛpaswiggenɛ.' [N O, 23m; A 42A, 29; Vds 235]
II-3
|
29025 |
pasklaar |
pasklaar:
pasklǭr (L163p Ottersum)
|
Gezegd van een kledingstuk wanneer het zo ver klaar is dat men het kan komen passen. [N 62, 8; MW]
II-7
|
28944 |
pasmodel |
maatkleed:
mǭtklēt (L163p Ottersum)
|
Kledingstuk dat tot model dient voor een ander kledingstuk of naar grondpatroon uitgevoerd model in dunne katoen, bedoeld als hulpmiddel voor het controleren van de pasvorm (Het Beste Naaiboek, pag. 496). [N 62, 5]
II-7
|
28844 |
passement |
galon:
gǝlon (L163p Ottersum),
tres:
trɛs (L163p Ottersum)
|
Sierlint. Boordsel, band of snoer gebruikt tot versiering of omzoming van kledingstukken, meubelzittingen enz. Wat het woordtype galon betreft merken de informanten uit L 265 en L 298a op dat dit sierbandjes zijn met ingeweven figuurtjes of gouddraad erop. [N 62, 58c; N 62, 58b; N 62, 58d; MW]
II-7
|
18183 |
passen |
goed passen:
goed passe (L163p Ottersum)
|
Hoe zegt U: het kledingstuk zal goed zitten [N 62 (1973)]
III-1-3
|
20749 |
pasteitje |
pasteitje:
Syst. WBD
pasteitje (L163p Ottersum)
|
Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|