| 25628 |
beschuitmeel |
schuitbloem:
bǝsxytblum (L163p Ottersum)
|
Meel voor het bereiden van beschuitdeeg. Momenteel wordt hier het beste meel voor gebruikt, vroeger wel eens tarwe- of griesmeel. [N 29, 57a]
II-1
|
| 25636 |
beschuitmes |
beschuitmes:
bǝsxytmɛs (L163p Ottersum)
|
Mes dat gebruikt wordt bij het doormidden snijden van de beschuitbollen. [N 29, 62b]
II-1
|
| 20629 |
beschuitpap |
beschuitenpap:
beschuutepap (L163p Ottersum),
Syst. WBD
beschuutepap (L163p Ottersum),
luiwijvenpap:
løͅi̯wīvəpap (L163p Ottersum),
luiwijverpap:
luiwieverpap (L163p Ottersum)
|
beschuitepap || Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 33166 |
besjes aan de aardappelplant |
krallen:
kralǝ (L163p Ottersum)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
| 30659 |
besnijkwast |
besnijkwast:
bǝsnejkwāst (L163p Ottersum)
|
Kwast die gebruikt wordt bij het besnijden, het strijken van verf langs de grens van een oppervlak dat niet, of niet met dezelfde verf, bedekt moet worden. In L 265 werden de besnijkwasten gebruikt om sponningen en stopverfkanten te lakken. [N 67, 45a]
II-9
|
| 19687 |
bestek |
geschier:
gəsxir (L163p Ottersum)
|
tafelbestek
III-2-1
|
| 25105 |
bestendig weer |
vast (weer):
vaast wéér (L163p Ottersum)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 33607 |
besvrucht, algemeen |
beer:
bèèr (L163p Ottersum),
kraaltjesbeer:
kréllekesbèèr (L163p Ottersum),
moesbeer:
moe.sbèèr (L163p Ottersum)
|
bes
I-7
|
| 21471 |
betalen |
gelijk tellen:
geliek télle (L163p Ottersum),
over de brug komen:
òvver de brug koome (L163p Ottersum)
|
betaaldag, jaarlijkse ~ bij de notaris [bamis?] [N 21 (1963)] || Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 27448 |
beton |
beton:
bǝton (L163p Ottersum)
|
Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.]
II-9
|