e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

Gevonden: 4473
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beweeglijk rondlopen kwinkeleren: kwinkeleere (Ottersum), weer uitsmijten: wér uutsmiete (Ottersum) lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)] III-1-2
bewerken van het deeg op de werktafel doorslaan: dø̜rslǭn (Ottersum), droogslaan en afknijpen: drø̄xslǭn ɛn afknipǝ (Ottersum), slaan over de pols: slǭn ōvǝr dǝ pǫls (Ottersum) De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.] II-1
bewolking dikke lucht: ⁄n dikke lócht (Ottersum) bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)] III-4-4
bezem bessem: bɛsǝm (Ottersum), bezem: beͅsəm (Ottersum), bɛsəm (Ottersum), heibessem: hęi̯bɛsǝm (Ottersum) bezem [RND] || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b] I-4, III-2-1
bezemsteel steel: stēl (Ottersum) bezemsteel [RND] III-2-1
bezet, kim rand: rānt (Ottersum) Extra stevige rand aan de onderzijde van de mand, die uit drie tot vijf bezetwissen wordt vervaardigd. Zie ook het lemma ɛbezetwisɛ.' [N 40, 59] II-12
bezetwissen randwissen: rāntwesǝ (Ottersum) De lange, sterke wissen die men gebruikt om de onderste, verstevigde rand van de mand te vlechten. [N 40, 61] II-12
bezorgen rondbrengen: rōndbręngǝn (Ottersum) Brood thuis bezorgen. Het woordtype "kremeren" duidt op het feit dat het brood niet door de rondbrenger gebakken is maar dat het door een grote bakkerij of broodfabriek geleverd wordt. Een eventueel opgegeven object "brood" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 99a, N 29, 99b; N 29, 100 add.; monogr] II-1
bibberen bibberen: bibbere (Ottersum, ... ) beven [rijde, ridde, riere, rijgele, rijere] [N 10a (1961)] III-1-2
bidprentje dodenprentje: zie dödspri.ntje  döjepri.ntje (Ottersum), doodsprentje: dödspri.ntje (Ottersum) bidprentje III-2-2