20655 |
rode kool |
rode kappes:
rooje kappes (L163p Ottersum),
rode kool:
ro‧jə ko‧l (L163p Ottersum),
rood moes:
roodmoe.s (L163p Ottersum),
roodmōēs (L163p Ottersum),
roojmoe.s (L163p Ottersum),
rōtmūs (L163p Ottersum),
ro‧tmu.s (L163p Ottersum)
|
rode kool || Rode kool (als plant of gewas) [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
kip, kip, kip:
kip, kip, kip (L163p Ottersum),
tuut, tuut:
tyt, tyt (L163p Ottersum),
tuut, tuut, tuut:
tyt, tyt, tyt (L163p Ottersum)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
muk, muk:
mø̜k mø̜k (L163p Ottersum)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
kier, kier:
kir, kir (L163p Ottersum),
kuus, sok, sok, sok:
kys, sok, sok, sok (L163p Ottersum)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
muk, muk:
mø̜k mø̜k (L163p Ottersum)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
piep, piep:
pip, pip (L163p Ottersum),
tuut, tiepe:
tyt, tipǝ (L163p Ottersum)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus, kuus, kuus:
kus, kus, kus (L163p Ottersum)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
siempje:
simkǝ (L163p Ottersum)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|
34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
siem:
sim (L163p Ottersum)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|
33841 |
roepen van de hengst naar de aankomende merrie |
kraaien:
krē̜i̯ǝ (L163p Ottersum),
runniken:
runekǝ (L163p Ottersum)
|
Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c]
I-9
|