e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roken roken: rōkə (Ottersum), smoken: smōkə (Ottersum) roken III-2-3
roksplit [wld ii.7, p.87] split: split (Ottersum) Hoe noemt U: een split in de rok [N 62 (1973)] III-1-3
rol gevouwen hooi op de kar welm: węlm (Ottersum) De goed neergelegde hoeveelheid hooi op de kar. [A 34, 5b; add. uit N 14, 120] I-3
rol, cylinder wel: wɛl (Ottersum) Het rollend gedeelte van de landrol. [JG 1a; N 11A, 184a; monogr.] I-2
rolbandmeter meetband: mē̜t˱bānt (Ottersum) Meetlint, bestaande uit een stalen band van twee tot vijf meter lang, die opgerold is gemonteerd in een omhulsel van staal of kunststof. Meestal is het mechanisme voorzien van een veer, die de uitgetrokken band automatisch weer oprolt in het huis. Zie ook afb. 100. [N 53, 186b; monogr.] II-12
rolkrabber ploegschup: [ploegschup] (Ottersum) Om aanklevende aarde en paardevijgen van de rol te verwijderen kon men gebruikmaken van allerlei voorwerpen. Als men zich niet bediende van een speciale krabber of stok, reinigde men de rol met de ploegstok (zie beneden), met een willekeurige stok (P 48), met de steel van een schop of hark (Q 96d), met de spade of een andere schop (L 192a, 282, 332, P 107a, Q 3a, 4, 9, 77, 93, 96, 97, 111, 116, 194, 197, 198b), met een kleine hak (P 107a), met een pannescherf, steen of stokje (L 270), of met de punt van de schoen of klomp (L 115, 192b). Enkele termen lijken te wijzen op een aan het raam bevestigde plank of lat, die men zo nodig tegen de rol moest drukken of waardoor de rol tijdens het werk werd schoon gehouden. Voor de (...)-varianten zie men het lemma ''ploegstok''. [N 11A, 188; N 18, 149] I-2
rollen met twee vollen wellen: met twē vǫlǝ wɛlǝ (Ottersum), met vollen wellen: met ˲vǫlǝ [wellen] (Ottersum), met één vol wellen: met˱ ēn vǫl wɛlǝ (Ottersum), toewellen: tu[wellen] (Ottersum), wellen: wɛlǝ (Ottersum) Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-2
rollengoud rollengoud: rolǝgǭlt (Ottersum) Op papier bevestigde, opgerolde, smalle strook bladgoud. Rollengoud wordt met behulp van een goudroller op biezen, lijstjes enz. aangebracht. Zie ook het lemma 'Goudroller'. [N 67, 11e] II-9
rolletje munten patroon: ⁄n patroon (Ottersum) rolletje centen of kwartjes of andere munten [knappert, lok?] [N 21 (1963)] III-3-1
rolluik rolluik: rǫllyk (Ottersum) Vensterluik, bestaande uit smalle, horizontale latjes die met behulp van kettingscharnieren of linnen banden aan elkaar bevestigd zijn en boven het venster op een in een kast aangebrachte horizontale as kunnen worden opgerold. Het rolluik kan doorgaans van binnenuit door middel van een trekband geopend en gesloten worden. [N 55, 70; monogr.; L 1 a-m, add.; L 32, 75b add; L 1u, 17 add.] II-9