21244 |
schip |
schip:
sxip (L163p Ottersum)
|
schip [RND]
III-3-1
|
21248 |
schipper |
schipper:
sxipər (L163p Ottersum)
|
schipper [RND]
III-3-1
|
32855 |
schitbossen |
pollen:
pø̜l (L163p Ottersum),
schijtpollen:
sxitpø̜l (L163p Ottersum)
|
Bossen van welig opschietend gras in de weide, op plaatsen waar koedrek heeft gelegen. De koeien laten deze bossen vaak staan; ze worden dan later in het seizoen afgemaaid. Overal is het meervoud opgenomen; behalve waar uitdrukkelijk anderszins aangegeven. [N 14, 85; N 14, 123 add.; monogr.]
I-3
|
26502 |
schoen |
schoen:
sxūn (L163p Ottersum)
|
Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19]
II-3
|
18466 |
schoenborstel |
schoenborstel:
schoenborsel (L163p Ottersum, ...
L163p Ottersum)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-1-3, III-2-1
|
18465 |
schoenen poetsen |
wiksen:
weksə (L163p Ottersum, ...
L163p Ottersum)
|
schoenen poetsen
III-1-3, III-2-1
|
22501 |
schoepen |
schoepen:
sxupǝ (L163p Ottersum)
|
Plankjes van 12 à 15 mm dikte die in de slagluiken zijn bevestigd. Zij zorgen ervoor dat men in gesloten stand van de blinden de kamer nog kan luchten. De schoepen zijn zo geplaatst dat inregenen wordt voorkomen en het naar binnen kijken wordt belet. [N 55, 68]
II-9
|
19919 |
schoffel |
erwtenschoffel:
ɛrtǝsxufǝl (L163p Ottersum),
schoffel:
sxufǝl (L163p Ottersum)
|
Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7]
I-5
|
33302 |
schoffelen, wieden met de schoffel |
omschoffelen:
ømsxufǝlǝ (L163p Ottersum),
schoffelen:
sxufǝlǝ(n) (L163p Ottersum)
|
Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a]
I-5
|
33307 |
schoffelmachine |
schoffelploegje:
sxufǝlplȳxskǝ (L163p Ottersum)
|
Eenvoudig duwgereedschap dat eruit ziet als een kruiwagen en bestaat uit een (of meer) schoffelijzer(s) aan een wiel, waaraan twee duwburries zitten en waarmee tussen rijen planten wordt gewied. [N 18, 47; N J, 8a; monogr.; add. uit N 18, 51]
I-5
|