26112 |
schoren |
korte schoren:
korte schoren (L163p Ottersum),
lange schoren:
lange schoren (L163p Ottersum)
|
De vier schuine balken (twee lange en twee korte) die aan de uiteinden van de lange en korte spruit bevestigd zijn en deel uitmaken van de staart van de Hollandse molen. Zie ook afb. 25 en de toelichting bij het lemma ɛspruitenɛ.' [N O, 52d; N O, 29f add.; A 42A, 107; Sche 26]
II-3
|
31694 |
schors |
schaal:
sxǭl (L163p Ottersum)
|
De ruwe buitenkant van de stam en takken van een boom. In sommige dialecten bestaat er een verschil in benaming tussen de schors van naaldbomen en die van andere bomen. Het betreft de plaatsen Lommel (K 278), Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Hechtel L 352), Peer (L 355), Neerglabbeek (L 367), Houthalen (L 414), Hasselt (Q 2) en Martenslinde (Q 89). De schors van de naaldboom wordt daar met een locale uitspraakvariant van het woordtype schil aangeduid, de schors van andere bomen met die van schors. In Lanklaar (L 422) wordt het woord schaal (šal) alleen voor de schors van dennenbomen gebruikt [N 50, 8a-b; N 75, 83d; A 45, 32; L 34, 54a-b; monogr.]
II-12
|
24492 |
schors (alg.) |
schaal:
schaol (L163p Ottersum)
|
boomschors
III-4-3
|
33585 |
schorseneer |
galgenpeen:
galgepin (L163p Ottersum)
|
schorseneer
I-7
|
29934 |
schort, voorschoot |
schootsvel:
sxǫts˲vęl (L163p Ottersum)
|
[N 30, 5a; monogr.]
II-9
|
28818 |
schortenbont |
schortenbont:
sxǫrtǝbōnt (L163p Ottersum)
|
Bonte stof voor schorten, meestal van katoenen stof. [N 62, 86; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.]
II-7
|
19506 |
schotel |
schotel:
sxotəl (L163p Ottersum),
#NAME?
schóttel (L163p Ottersum)
|
schotel || schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19508 |
schoteltje |
schoteltje:
schutteltje (L163p Ottersum),
sxøtəlkə (L163p Ottersum),
sxøtəltjə (L163p Ottersum)
|
schoteltje [N 49 (1972)] || schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17637 |
schouder |
schouder:
schaawers optrekken (L163p Ottersum)
|
schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18679 |
schoudermanteltje |
mantelet (fr.):
mandelèt (L163p Ottersum)
|
schoudermanteltje [pelderien, pellerien] [N 23 (1964)]
III-1-3
|