e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
soepterrine soepterrine: soeptrien (Ottersum) soepterrine [N 20 (zj)] III-2-1
soldaat soldaat: səldo.ət (Ottersum) soldaat [RND] III-3-1
soldaatjes soldaatjes: soͅldøtjəs (Ottersum), Syst. WBD  soldötjes (Ottersum) croutons, stukjes gebakken of geroosterd witbrood || Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)] III-2-3
soldaten soldaten: saldoətə (Ottersum), səldoətə (Ottersum) soldaten [RND] III-3-1
soldeerbout soldeerbout: sǫldērbǭlt (Ottersum) In het algemeen het werktuig waarmee men soldeert. Met een verhitte soldeerbout kan het soldeersel vloeibaar gemaakt worden. Er bestaan verschillende soorten soldeerbouten. Zie ook de lemmata "vuursoldeerbout", "benzinesoldeerbout", "gassoldeerbout" en "elektrische soldeerbout". [N 33, 195a-b; N 64, 16a; monogr.] II-11
soorten mouwen aangeknipte mouw: èngeknipte mòw (Ottersum), drievierde mouw: 3/4 mòw (Ottersum), korte mouw: korte mòw (Ottersum), lange mouw: lange mòw (Ottersum), vleugelmouwtje: vleugelmööke (Ottersum) Welke soorten mouwen kent U (pofmouw, puntmouw etc.?). Beschrijf hoe deze er uit zien [N 62 (1973)] III-1-3
soorten patronen of dessins bloempje: blymkǝ (Ottersum), blokje: blø̜kskǝ (Ottersum), bolletje: bø̜lǝkǝ (Ottersum), effen: ęfǝ (Ottersum), nopje: (mv)  nø̜pkǝs (Ottersum), ruitje: rytjǝ (Ottersum), strijpje: stripkǝ (Ottersum), visgraatje: ves˲grø̜tjǝ (Ottersum) Diverse patronen of motieven in de stof. [N 62, 74b; MW] II-7
soorten rokken gladde rok: gladde ròk (Ottersum), rimpelrok: reempelròk (Ottersum) Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)] III-1-3
soorten van dierlijke mest geitemest: gęi̯tǝ[mest] (Ottersum), hoendermest: hundǝr[mest] (Ottersum), koemest: ku[mest] (Ottersum), paardsmest: pęrts[mest] (Ottersum), schapemest: sxǭpǝ[mest] (Ottersum), varkensmest: vɛ̄rǝkǝs[mest] (Ottersum) De termen voor de verschillende soorten van dierlijke mest zijn op deze plaats in een lemma verenigd, omdat er (met name door N 11 en N 11A) in het kader van de bemesting van akker en weide naar werd ge√Ønformeerd. Ze zouden evengoed passen in de sfeer van het uitmesten van de stallen en de mestbereiding, ook al kan men voor bepaalde gewassen de akker het best bemesten met de mest van een bepaalde veesoort en zal men in de mestvaalt sommige soorten dierlijke mest afzonderlijk verzamelen. In sommige plaatsen wordt naast of in plaats van (stal)mest het woordtype koestalmest of koemest gebruikt ter aanduiding van natuurlijke mest. Dat is niet verwonderlijk wanneer men bedenkt dat op de boerderij de meeste mest geproduceerd wordt door de koeien. In dit lemma zijn geen benamingen opgenomen, die specifiek zijn voor de uitwerpselen van de genoemde diersoorten. Voor de plaatselijke varianten van -[mest [JG 1a + 1b add.; A 9, 24 + 25; N 11, 27; N 11A, 5a t /m f; N M, 10a + b add.; L 20, 22f; A 4, 22f] I-1
sorteermachine aardappelenmolen: ɛrǝpǝlǝmø̄lǝ (Ottersum) Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32] I-5