e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

Gevonden: 4473
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biljet van vijfentwintig gulden rode rug: ⁄n rooje rug (Ottersum) 25 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
binder binder: bindǝr (Ottersum), bindster: bēnstǝr (Ottersum) Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.] I-4
binnenbeer binnenbeer: benǝbē̜r (Ottersum), binnenbeer (Ottersum) Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.] I-12
binnendeur tussen stal en schuur binnendeur: benǝdø̄r (Ottersum), staldeur: [stal]dø̄r (Ottersum) De binnendeur tussen de stal en de schuur als die aan elkaar grenzen. De benamingen geven soms aan in welk deel van stal of schuur deze deur zich bevindt. Door deze deur wordt wel voer van de schuur naar de stal gebracht; ook kan men via deze deur binnenshuis tot in de schuur komen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen de lemmata "stal" (2.1.2) en "schuur" (3.1.1). [N 5A, 41c] I-6
binnendeur tussen woonhuis en stal deeldeur: dē̜ ̞ldø̄r (Ottersum) De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b] I-6
binnenwerk binnen verven: benǝ vɛ̄rvǝ (Ottersum) Schilderwerk binnenshuis. [N 67, 67a] II-9
binnenwerkse maat binnenwerkse maat: benǝnwęrksǝ mǭt (Ottersum) De maat die aan de binnenzijde gemeten wordt, dat wil zeggen van de ene binnenste rand van het werkstuk tot de andere. Zie ook het lemma ɛdagmaatɛ in Wld II.9, pag. 111. Het betreft daar de binnenwerkse maat van kozijnen.' [N 53, 200b] II-12
binnenzak binnentas: binnetès (Ottersum) binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)] III-1-3
biscuit biscuit: beskwi (Ottersum), voorgebakken potten: vørgǝbakǝ pø̜t (Ottersum) Eenmaal gebakken, ongeglazuurd aardewerk. [N 49, 94b; monogr.] II-8
biscuiteren biscuiteren: beskwitī̄rǝ (Ottersum), voorbakken: vørbakǝ (Ottersum) De gedroogde voorwerpen eenmaal bakken zonder te glazuren, meestal met de bedoeling om daarna het dan voor de eerste maal gebakken goed in een tweede bakronde te glazuren. [N 49, 88a] II-8