18775 |
stof |
stof:
stǫf (L163p Ottersum)
|
Benamingen voor stof in het algemeen. [N 62, 71a; MW]
II-7
|
19659 |
stofblik |
blik:
bleͅk (L163p Ottersum)
|
blik
III-2-1
|
30248 |
stofdorpel |
stofdorpel:
stǫf˱dø̜rpǝl (L163p Ottersum)
|
Extra dorpelstuk uit eikehout, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. [N 55, 9a]
II-9
|
27245 |
stoker |
stoker:
stǭkǝr (L163p Ottersum)
|
De arbeider die de oven verzorgt. In L 163 zorgde de stoker ook voor de aanvoer van de brandstof. [N 49, 61b]
II-8
|
18683 |
stola |
mies:
[sic] - cfr. N23,026 [L 247]: mies, i.e. kat.
mies (L163p Ottersum),
poes:
WNT: poes (III), II.3.b: voor zaken die evenals een poes (kat) harig zijn.
poes (L163p Ottersum)
|
stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19559 |
stolp |
kaasstolp:
kéésstölp (L163p Ottersum),
stolp:
stölp∂ (L163p Ottersum)
|
kaasstolp [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20877 |
stomdronken |
strontzat:
stroondzat (L163p Ottersum)
|
dronken [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20641 |
stoofvlees, zuurvlees |
zuurvlees:
zūrvlēͅi̯s (L163p Ottersum),
Syst. WBD
zoervléjs (L163p Ottersum)
|
gemarineerd rundvlees || Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
29525 |
stookdeur |
ovensdeur:
ǭvǝs˱dø̄̄r (L163p Ottersum)
|
De deur of het deksel waarmee de vuurmond werd afgesloten wanneer de oven gaar was. De stookgaten opzij van de oven uit L 163 werden afgesloten met dubbele deuren die zijdeuren (zējdø̄̄r\) werden genoemd. [N 49, 74a]
II-8
|
29524 |
stookgat |
stookgat:
stǭk˲gat (L163p Ottersum),
stookgat opzij:
stǭkgat ǫp˲zēj (L163p Ottersum
[(meervoud: stǭkgatǝ)]
),
stookgat voor:
stǭk˲gat ˲vø̜r (L163p Ottersum)
|
Dat gedeelte van de pottenbakkersoven waar gestookt wordt. De oven in L 163 had behalve een stookgat aan de kop van de oven, ook aan beide zijkanten twee stookgaten. Zie ook afb. 11. [N 49, 73a; monogr.]
II-8
|