e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trekzaag, boomzaag kortijzer: kǫrt˱īzǝr (Ottersum) Zaag met een blad van 1.5 tot 2 meter lengte. De twee handvatten van de zaag liggen in het verlengde van het zaagblad en steken daar 30 √† 40 cm boven uit. De trekzaag dient om bomen en ruw hout door te zagen. Ze wordt bediend door twee personen. Zie ook afb. 2. De trekzaag wordt behalve door de houtzager ook door andere houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper zaagt er stukken boomstam mee die ongeveer de lengte van een duig hebben en de klompenmaker de zgn. bollen, stukken boomstam in de lengte van een klomp. [N E, 7; N 18, 128; N 47, 14; N 50, 11a + 17a; N 75, 116a; L 36, 49; Bakeman 8; monogr.] II-12
treuzelaar semmelkloot: Dèn sémmelkloot wérkt mien óp de zeenuwe  sémmelkloot (Ottersum), zemel: Die zémmel wérkt mien óp de zeenuuwe  zémmel (Ottersum) treuzelaar, zeveraar, kletsmajoor || treuzelkous, zeurkous III-1-4
treuzelen fiemelen: Fiemel nie zö, schiet óp  fiemele (Ottersum), tizzeken: Spoejt ów èège ¯s eene keer, ge ziet nów al ¯n half uu.r ân ¯t tizzeke  tizzeke (Ottersum), zemelen: zémmel nie zö, schiet ¯s wa óp  zémmele (Ottersum) treuzelen III-1-4
tricot tricot: trikō (Ottersum) Machinaal gebreide stof voor kousen, onderbroeken, borstrokken, lijfjes enz. gebruikt (Van Dale, pag. 2986). [N 62, 88; N 62, 75c; MW] II-7
troep biggen in het algemeen klocht: kloxt (Ottersum) In dit lemma wordt het begrip biggen of wat daarvoor in de plaats kan komen achter nest, toom enzovoorts niet gedocumenteerd. [N 19, 17; N 76, add.] I-12
troep kippen gast: gāst (Ottersum), koppel: kǫpǝl (Ottersum) Varianten van kippen, hennen, hoenders enz. zijn niet gedocumenteerd. Zie hiervoor het lemma ''kippen'' (5.2.1). Alleen de benamingen voor troep zijn in dit lemma opgenomen. [N 19, 63; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; S 37; monogr.] I-12
troffel troffel: trufǝl (Ottersum) Metselaarsgereedschap, bestaande uit een metalen blad van driehoekige vorm aan een gekromde steel met houten handvat. De troffel wordt gebruikt om specie op de stenen te brengen en uit te strijken en om metselstenen op maat te hakken. Zie afb. 1a. Het woordtype schmeisstroffel was in Q 121 van toepassing op een troffel die bij het pleisteren werd gebruikt. De voorkant van het blad van deze troffel was, in tegenstelling tot dat van de gewone troffel, niet rond maar recht afgewerkt. Zie ook het lemma 'pleisteren'. [Wi 3; N 30, 7a; monogr.] II-9
trommeltje trommetje: trömkə (Ottersum) trommeltje [RND] III-3-2
troosten; troost troosten: zie treuste  trôste (Ottersum), ¯t Klèène kie.ndje was hillemôl nie te treuste  treuste (Ottersum) troosten III-1-4
trossen sieraad: sirǭt (Ottersum) Gekleurde kwasten boven op het haam. [N 13, 13] I-10