33597 |
ui, ajuin |
look:
look (L163p Ottersum),
zwiebel:
zwie.bel (L163p Ottersum)
|
ui
I-7
|
20758 |
uienpannenkoek |
koek:
kōēk (L163p Ottersum),
lookkoek:
lōkkūk (L163p Ottersum),
Syst. WBD
lookkōēk (L163p Ottersum)
|
Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)] || pannekoek met ui
III-2-3
|
33788 |
uier |
koemem:
kumɛm (L163p Ottersum),
uier:
yi̯ǝr (L163p Ottersum),
øi̯ǝr (L163p Ottersum),
ø̜i̯ǝr (L163p Ottersum)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.]
I-11, I-9
|
24260 |
uil |
katuil:
katuul (L163p Ottersum),
uil:
uul (L163p Ottersum)
|
uil || uiltje
III-4-1
|
32722 |
uit de voor schieten |
uit de voor lopen:
yt ˲dǝ vōr lōpǝ (L163p Ottersum)
|
Als men bij het ploegen op een hard voorwerp (b.v. een steen) stoot, of als men met name bij een voetploeg de staart niet vast of niet goed recht houdt, kan de ploeg uit de voor schieten: het ploeglichaam belandt dan in de vorige voor. [JG 1a;N 11A, 124b]
I-1
|
19028 |
uitbrander |
rappelement:
Dries wie.r dör de pliesie thuus gebrócht én kreeg van Fât ¯n rabbelemé.nt, én nie zö zuunig
rabbelemé.nt (L163p Ottersum)
|
berisping, reprimande, standje
III-1-4
|
18805 |
uitdenken |
fineren:
cf. VD s.v. "fineren"4. (gew.) uitdenken; Wat hèt ze nów wèr fenie.rd
fenie.re (L163p Ottersum),
uitprakkiseren:
Hïj hèt iets nï.js uutgeprakkezie.rd
uutprakkezie.re (L163p Ottersum)
|
uitdenken || verzinnen, uitdenken
III-1-4
|
19035 |
uitdossen |
optunniken?:
Ze ging vör d¯n örste keer nor de da.nslés én haj zich moj ópgetönnekt
óptönneke (L163p Ottersum)
|
opdoffen, opdirken
III-1-4
|
29501 |
uitdraaien |
uitdraaien:
yt˱drɛ̄jǝ (L163p Ottersum)
|
Van de recht op de draaischijf staande voorwerpen onder langzaam draaien de wanden verdunnen. Het uitdraaien wordt vooral gedaan bij zeer brede stukken die niet goed op het been kunnen worden gehouden. Zie ook het lemma ɛuitschavenɛ Het betreft daar dezelfde handeling die dan echter op het been wordt uitgevoerd.' [N 49, 33c]
II-8
|
33185 |
uiteen poten |
wijd:
wit (L163p Ottersum)
|
De pootaardappelen verder uiteen zetten dan men gewoonlijk doet. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [N M, 18b]
I-5
|