e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vijlblok zagenbok: zāgǝbok (Ottersum) In het algemeen het werktuig waarin de zaag wordt vastgeklemd wanneer ze gesteld moet worden. Het vijlblok is een houten blok met een wigvormige gleuf waarin de zaag door middel van een spie wordt vastgeklemd. Woordtypen als zaagklem en spanner verwijzen daarentegen eerder naar een houten klem die als een soort bankschroef werkt en voorzien is van twee houten of ijzeren wangen waarin het zaagblad wordt vastgeklemd. Zie ook afb. 27. [N 50, 38; N 53, 26c] II-12
vijlborstel stalen borstel: stǭlǝ bǫrsǝl (Ottersum) Handborstel van kort, geknikt staaldraad waarmee vijlsel uit de kap van het vijlblad kan worden verwijderd. Zie afb. 60. Ook een staalborstel wordt vaak gebruikt voor het reinigen van de vijlen. De stalen draden van deze borstel zijn langer dan die van de vijlborstel. Zie ook de lemmata ɛvijlborstelɛ en ɛstaalborstelɛ in wld II.11, pag. 75 en 124.' [N 53, 147] II-12
vinger vinger: viŋər (Ottersum) vinger [RND] III-1-1
vingerhoed vingerhoed: veŋǝrhūt (Ottersum) Dopje of hoedje van harde stof, bijv. metaal, dat men bij het naaien over de top van een vinger zet om die te beschermen en aan de naald kracht bij te zetten. De vingerhoed is van boven dicht, dit in tegenstelling tot de naairing. Zie afb. 13. [N 59, 14; N 62, 67a; Gi 1.IV, 61; MW; monogr.] II-7
vingers (spotnamen) fikken: fikke (Ottersum, ... ), kontjesvingers: kuntjesvingers (Ottersum), tien geboden: de 10 geboden (Ottersum) vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)] III-1-1
vink boekvink: boekvink (Ottersum) vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
visaas sprokaas: WLD  sprokaos (Ottersum) wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)] III-4-2
visgraatpatroon visgraat: ves˲grāt (Ottersum) š˲grǭtprǝfil en vǝrštē̜k L 387; %%de volgende termen duiden een haaks visgraatpatroon in een parketvloer aan: de strookjes hout vormen een hoek van 45¬∞ met de lengte- en breedtelijnen en sluiten rechthoekig in elkaar%% visgraat die voorspringt: veš˲grǭt ˲dē̜ vȳršpre [N 54, 131a; N 54, 131b; N 54, 131c] II-9
vishengel gaard: gèrt (Ottersum), topgaard: topgèrt (Ottersum), visgaard: visgèrt (Ottersum) hengel || vishengel III-4-2
visvangmand aalskorf: ǫlskø̜rǝf (Ottersum) Gevlochten, fuikvormige mand waarmee vis, en dan met name paling, gevangen wordt. [N 40, 103] II-12