28829 |
vleug |
vleug:
vlø̄x (L163p Ottersum)
|
De richting waarin vezels of draden van een weefsel liggen. [N 59, 40a; N 62, 72; MW]
II-7
|
22154 |
vleugel |
kleine haspel:
klinǝ hāspǝl (L163p Ottersum)
|
Een u-vormig houten voorwerpje met haken op beide armen waar in het midden de spil doorloopt die er vast in is bevestigd en waarop de klos los ronddraait. De snaar loopt tweemaal om het drijfwiel en doet door middel van de kleinere snaarschijf die vast aan de klos zit en door middel van de grotere snaarschijf, de ø̄trendelø̄, die vastgeklemd zit aan de spil respectievelijk klos en vleugel draaien, waarbij de klos sneller draait dan de vleugel, omdat de snaarschijf aan de klos kleiner is dan de snaarschijf die we trendel noemen (WBD II.4, pag. 929). Zie afb. 52. [N 34, B13]
II-7
|
33141 |
vleugels in de wanmolen |
roeden:
rui̯ǝ (L163p Ottersum),
vleugels:
vlø̄gǝls (L163p Ottersum)
|
De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
33986 |
vliegennet |
vliegennet:
vlīgǝnęt (L163p Ottersum)
|
Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a]
I-10
|
22375 |
vlieger |
vlieger:
/
vlie.ger (mnl.) (L163p Ottersum)
|
vlieger [SND (2006)]
III-3-2
|
24499 |
vlier |
bussenhout:
busseho.lt (L163p Ottersum),
vlier:
flie.r (L163p Ottersum)
|
vlier || vlierhout
III-4-3
|
24392 |
vlinder |
kapel:
kəpɛl (L163p Ottersum),
pannenlapper:
pannelepper (L163p Ottersum),
panəlɛpər (L163p Ottersum),
vlinder:
vlendər (L163p Ottersum)
|
vlinder [Roukens 03 (1937)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
18701 |
vlinderdasje |
strikje:
striekse (L163p Ottersum)
|
vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
WLD
vlooj (L163p Ottersum, ...
L163p Ottersum)
|
mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vleun:
WLD
vleun (L163p Ottersum)
|
vlo (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|