e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wagenmaker wagenmaker: wāgǝmākǝr (Ottersum) De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.] II-12
waggelen strommelen: stroemele (Ottersum), strompelen: stroompele (Ottersum), waggelen: waggele (Ottersum) lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)] || slingerend lopen [N 38 (1971)] III-1-2
walkbank walkbank: walǝk˱bāŋk (Ottersum) Kneedtafel; tafel waarop een brok klei grondig gekneed en geslagen wordt om de klei weker en buigzamer te maken en de lucht eruit te persen. [N 49, 11b; monogr.] II-8
walken walken: walkǝ (Ottersum), walǝkǝ (Ottersum) De klei met de handen kneden. Volgens de invuller uit L 163 was het walken vergelijkbaar met deeg kneden met de handen. [N 49, 11a; monogr.] II-8
walker ballenmaker: balǝmākǝr (Ottersum), bollenmaker: bø̜lmākǝr (Ottersum) Arbeider die de klei met de handen kneedt. In L 163 rolde de ballenmaker de klei tot een rol en verdeelde die in ballen voor de draaier die er vervolgens bloempotten van draaide. [N 49, 11c] II-8
walmen blaken: blōͅkə (Ottersum), flambouwen: flamboͅi̯ə (Ottersum) walmen (van petroleumlamp) || walmen, roken, dampen III-2-1
walsmachine, pijpenwals wals: wals (Ottersum) In het algemeen een machine waarmee plaatmateriaal tot cilinders gebogen kan worden. De walsmachine wordt vooral gebruikt bij het vervaardigen van buizen, pijpen en kachelpijpen. De machine bestaat doorgaans uit twee of drie walsrollen waartussen de vlakke strook metaalplaat tot pijp of goot gebogen wordt. Zie ook afb. 169. [N 33, 218; N 33, 239; N 64, 10a] II-11
wan wan: wan (Ottersum) De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37] I-4
wandelen kuieren: kuiere (Ottersum), köjjere (Ottersum) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
wandluis wandluis: WLD  waantluus (Ottersum) wandluis, weegluis, het platte bloedzuigende insect dat zich overdag schuilhoudt in naden en spleten van houten vloeren enz. [wanlöws, platte pose, bertelemees] [N 26 (1964)] III-4-2