e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wolfseinde daktop: daktǫp (Ottersum), top: tǫp (Ottersum) Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.] II-9
wolfsgebit, gebroken gebit slap gebit: slap ˲gǝbet (Ottersum) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
woord woord: wort (Ottersum) woord [RND] III-3-1
wormbulten huidwormen: hętwø̜rm (Ottersum) In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk ge√Ønfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.] I-11
wormstekig ingestoken: éngestaoke (Ottersum), pierig: pierig (Ottersum), verpierd: verpierd (Ottersum) wormstekig I-7
worst maken worst(en) maken: wǫrst mākǝ (Ottersum) De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.] II-1
worstenbroodje saucijzenbroodje: siezebreudje (Ottersum), Syst. WBD  sezīēzəbreudje (Ottersum) Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)] III-2-3
worstvlees en -vet kleinmaken draaien: drɛjǝ (Ottersum), snijden: snejǝ (Ottersum) Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.] II-1
wortels rooien dompen: dōmpǝ (Ottersum) Dennenwortels met een hefboom uit de grond trekken. [N 27, 8c] I-8
worteltje worteltjes: wörteltjes (Ottersum) De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)] I-7