30198 |
wolfseinde |
daktop:
daktǫp (L163p Ottersum),
top:
tǫp (L163p Ottersum)
|
Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.]
II-9
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
slap gebit:
slap ˲gǝbet (L163p Ottersum)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
21267 |
woord |
woord:
wort (L163p Ottersum)
|
woord [RND]
III-3-1
|
34202 |
wormbulten |
huidwormen:
hętwø̜rm (L163p Ottersum)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
21014 |
wormstekig |
ingestoken:
éngestaoke (L163p Ottersum),
pierig:
pierig (L163p Ottersum),
verpierd:
verpierd (L163p Ottersum)
|
wormstekig
I-7
|
25450 |
worst maken |
worst(en) maken:
wǫrst mākǝ (L163p Ottersum)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|
20709 |
worstenbroodje |
saucijzenbroodje:
siezebreudje (L163p Ottersum),
Syst. WBD
sezīēzəbreudje (L163p Ottersum)
|
Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25451 |
worstvlees en -vet kleinmaken |
draaien:
drɛjǝ (L163p Ottersum),
snijden:
snejǝ (L163p Ottersum)
|
Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.]
II-1
|
33720 |
wortels rooien |
dompen:
dōmpǝ (L163p Ottersum)
|
Dennenwortels met een hefboom uit de grond trekken. [N 27, 8c]
I-8
|
33563 |
worteltje |
worteltjes:
wörteltjes (L163p Ottersum)
|
De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)]
I-7
|