30326 |
zijlicht |
zijlicht:
zejlext (L163p Ottersum)
|
Elk van de twee vaste ramen aan de zijkant van een (voor)deur. [N 55, 54b]
II-9
|
18028 |
zijn neus snuiten |
snoeven:
snūūve (L163p Ottersum, ...
L163p Ottersum)
|
snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
30230 |
zijstukken |
zijkanten:
zejkāntǝ (L163p Ottersum)
|
De driehoekige zijstukken van de constructie van een dakvenster. [N 54, 173c]
II-9
|
27824 |
zijwand |
bredden:
brē̜i̯ (L163p Ottersum),
wagenbreden:
wagǝn˱brē̜i̯ (L163p Ottersum)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
24851 |
zijwortel |
zijwortelen:
zi-j-wortele (L163p Ottersum)
|
(dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
30582 |
zilverbrons |
zilverbrons:
zelvǝrbrōns (L163p Ottersum)
|
Zilverkleurig verfpoeder, bestaande uit een legering van tin en zink. [N 67, 10b]
II-9
|
27168 |
zink |
zink:
zēŋk (L163p Ottersum)
|
Blauwachtig-wit metaal dat in plaatvorm onder meer als dakbedekking wordt gebruikt. Vgl. het lemma "roevendak" in Wld ii.9, pag. 177. Wanneer het wordt verwarmd tot een temperatuur van 120 tot 1500 kan het worden gebogen, bijvoorbeeld tot pijpen, buizen en dakgoten. [N 64, 103 a-b; monogr.]
II-11
|
30769 |
zinknagels |
tengelnagels:
tɛŋǝlnāgǝls (L163p Ottersum)
|
De doorgaans vertinde, spijkers waarmee de behangjute op het latwerk wordt vastgezet. [N 67, 98d]
II-9
|
19680 |
zitbank |
bank:
bāŋk (L163p Ottersum)
|
bank
III-2-1
|
18198 |
zitvlak van een broek |
zolder:
zolder (L163p Ottersum)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|