17745 |
zwak, slap |
zwak:
zwak (L163p Ottersum)
|
zwak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
32028 |
zwaluwstaartmachine |
zwalfstaartenmachine:
zwɛlfstartǝmǝšin (L163p Ottersum)
|
Machine voor het maken van zwaluwstaartverbindingen. Zie ook de lemmata ɛzwaluwstaartɛ, ɛhele gleufzwaluwstaartɛ, etc. in de paragraaf over de houtverbindingen.' [N 53, 230]
II-12
|
32038 |
zwaluwstaartverbinding |
zwalfstaarttand:
swɛlfstarttānt (L163p Ottersum)
|
In het algemeen een verbinding waarbij een soort pen, uitgesneden in de vorm van een zwaluwstaart aan het einde van het ene stuk hout, wordt gevoegd in een inkeping van dezelfde vorm aan het einde van het andere stuk. Zie ook afb. 133. [N 54, 55a; A 18, 39e; monogr.]
II-12
|
24592 |
zwanebloem |
liest:
liest (L163p Ottersum)
|
waterlis
III-4-3
|
18537 |
zwart pak |
zondagspak:
zondagspak (L163p Ottersum)
|
pak, zwart ~, bestaande uit korte jas, vest en gestreepte broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24345 |
zwarte bladluis |
bladluis:
WLD
bladluus (L163p Ottersum)
|
bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
kraej (L163p Ottersum),
krääj (L163p Ottersum),
winterkraai:
wi.nterkrääj (L163p Ottersum),
zaadzak:
zaodzak (L163p Ottersum)
|
kraai || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24865 |
zwarte nachtschade |
duivelskrallen:
duu.velskral (L163p Ottersum)
|
nachtschadebes
III-4-3
|
33890 |
zwarte staar |
(het heeft een) lopend oog:
lōpǝnt ōx (L163p Ottersum)
|
Deze vorm van staar, waarbij het netvlies en de oogzenuw verlamd zijn, openbaart zich door blindheid en onbeweeglijkheid van de pupil bij verschillend licht. Het oog behoudt wel zijn natuurlijke kleur, vorm en glans, zodat een leek de kwaal gewoonlijk niet of eerst laat vaststelt, maar de kenner ontdekt haar aan de strakke uitdrukking van het paard met "staande ogen" en de onbeweeglijkheid van de pupil. [A 48A, 39b; N 52, 26]
I-9
|
19541 |
zwavelstok |
strijkhoutje:
striekhôöltje (L163p Ottersum)
|
zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|