29447 |
chamottemolen |
kollergang:
kolǝrgaŋ (L163p Ottersum)
|
Toestel voor het verbrijzelen van scherven. Een kogelmolen bestaat uit een plaatstalen trommel, draaibaar om een horizontale as en ten dele gevuld met kogels van staal of steen die wordt gebruikt om harde stoffen te kneuzen en fijn te maken. De kollergang kenmerkt zich door twee verticaal geplaatste, ronde kantstenen of lopers die rondwentelen op een horizontale plaat, het doodsbed. Zie ook het lemma ɛkollergangɛ in wld II.3, pag. 165.' [N 49, 13b; monogr.]
II-8
|
28749 |
changeant |
weerschijnende stof:
węrsxīnǝndǝ stǫf (L163p Ottersum)
|
Katoenen, wollen of zijden weefsel met een wisselende weerschijn naarmate het licht er anders op valt. [N 62, 96]
II-7
|
19116 |
chic |
betijtelijk?:
Wâ ziede gïj d¯r betietelek uut; mótte nor de kunnegin (mar.: comme "appetijtelijk"?)
betietelek (L163p Ottersum)
|
sjiek
III-1-4
|
20821 |
chocolade |
chocolade:
sxoͅkəlōͅdə (L163p Ottersum),
sxoͅkəlōͅt (L163p Ottersum)
|
chocolade
III-2-3
|
20545 |
cichorei |
buisman:
sykərei̯ (L163p Ottersum),
suikerij:
suukerïj (L163p Ottersum)
|
cichorei
I-7, III-2-3
|
31773 |
cirkelzaagmachine |
cirkelzaag:
serkǝlzāx (L163p Ottersum),
kreiszaag:
krē̜js˲zāx (L163p Ottersum)
|
Zaagmachine met een cirkelvormig zaagblad. Het zaagblad is verticaal op een as onder de zaagtafel bevestigd en steekt er door een gleuf gedeeltelijk bovenuit. [N 53, 17; monogr.]
II-12
|
20793 |
citroen |
citroen:
sitrun (L163p Ottersum)
|
citroen
III-2-3
|
18518 |
colbertjasje |
korte jas:
korte jas (L163p Ottersum, ...
L163p Ottersum)
|
colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)] || jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20747 |
communietaart |
opstand:
Syst. WBD
ópstaand (L163p Ottersum)
|
Hoog pronkgebak, opgebouwd uit roombolletjes, soesjes, of schuimpjes, met bovenop een suikeren beeldje, speciaal voor communiefeesten (opzat, opzats?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32598 |
compost |
aardmest:
ē̜rt[mest] (L163p Ottersum),
compost:
kompǫst (L163p Ottersum),
kort gerei:
kǫrt ˲gręi̯ (L163p Ottersum),
kort mest:
kǫrt [mest] (L163p Ottersum),
strouwaarde:
strǫu̯ē̜rt (L163p Ottersum)
|
Van de termen die onder de titel compost in dit lemma verenigd zijn, hebben er sommige duidelijk betrekking op de fijngemaakte compostachtige meststof, zoals die uit afval van de weide, de boomgaard, het erf bereid werd en over de weide werd gestrooid, terwijl andere meer wijzen op het moderne product van een vuilverwerkings- of composteringsbedrijf. Het eerste deel van het lemma bevat voornamelijk benamingen voor weidemest. [N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 4d + 38 + 39; N M, 10c; monogr.]
I-1
|