18250 |
das, sjaal |
das:
das (L163p Ottersum)
|
das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30636 |
daskwast |
daskwast:
daskwāst (L163p Ottersum)
|
Zachte kwast, doorgaans van dassehaar vervaardigd, die wordt gebruikt om kwaststrepen in pas aangebrachte verf weg te werken. [N 67, 33a]
II-9
|
18592 |
dasspeld |
dasspeld:
dasspeld (L163p Ottersum)
|
dasspeld [dasspang] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25117 |
dauw |
dauw:
daow (L163p Ottersum)
|
dauw die s morgens over de velden hangt [doom, domp, mok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18898 |
de baas spelen |
meesteren:
ik kan da pèèrd wél mèèstere
mèèstere (L163p Ottersum)
|
de baas zijn
III-1-4
|
30427 |
de balklaag leggen |
de balklaag leggen:
dǝ balǝklǭx lęgǝ (L163p Ottersum)
|
De balklaag aanbrengen. Zie voor het woord 'giten' in het woordtype 'de gîten plaatsen' (Q 83) ook 'Dictionnaire français-liégeois', pag. 436, s.v. 'solive'. [N 54, 116]
II-9
|
29553 |
de brandstof verdelen |
de roosters vrijmaken:
dǝ rø̜stǝrs vrējmākǝ (L163p Ottersum
[(om het vastbranden van de brandstof te verhinderen)]
),
het vuur losstoten:
ǝt ˲vȳr lǫsstōtǝ (L163p Ottersum
[(met het trekijzer)]
)
|
Met behulp van een lange schep de brandstof verdelen om een gelijkmatige hitte in de oven te verkrijgen. [N 49, 83]
II-8
|
25432 |
de buik opensnijden |
lossnijden:
lossnejǝ (L163p Ottersum)
|
De buik opensnijden om de ingewanden eruit te kunnen halen. [N 28, 56; monogr.]
II-1
|
32820 |
de cultivator inzetten en uitzetten |
inzetten:
inzętǝ (L163p Ottersum),
uitlichten:
ytlextǝ (L163p Ottersum)
|
Als men begint te cultivateren laat men met de hefboom het raam van de cultivator zover zakken, dat de tanden op de gewenste diepte door de grond zullen gaan. Is het land geheel bewerkt, dan trekt men met diezelfde hef-boom het raam met de tanden weer op. De onderstaande termen hebben de cultivator c.q. de tanden daarvan tot object. [N 11A, 152c + d; monogr.]
I-2
|
25634 |
de eerste keer bakken |
bollen bakken:
bǫlǝ bakǝ (L163p Ottersum)
|
[N 29, 60]
II-1
|