25396 |
de huid doorsnijden |
spleten:
splētǝn (L163p Ottersum)
|
De eerste snede in de huid maken als begin van het villen. [N 28, 40; monogr.]
II-1
|
25401 |
de huid oprollen |
opdraaien:
ǫpdrɛjǝ (L163p Ottersum)
|
Na het afhuiden wordt de runderhuid opgerold of opgevouwen. Van tevoren vouwt men de huid van de poten en de kop naar binnen. Soms zout men de huid om bederf te voorkomen. [N 28, 55]
II-1
|
30052 |
de kelder uitgraven |
de put uitgraven:
dǝ pøt˱ yt˲grāvǝ (L163p Ottersum)
|
De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.]
II-9
|
29436 |
de klei laten rotten |
gemoeizaam maken:
gǝmujzām mākǝ (L163p Ottersum),
laten besterven:
lǭtǝ bǝstɛ̄rǝvǝ (L163p Ottersum),
laten rusten:
lǭtǝ rø̜̜̄̄stǝ (L163p Ottersum)
|
Gedolven klei een aantal maanden laten liggen zodat de organische stoffen erin kunnen vergaan. In L 163 liet men de klei daartoe ook stukvriezen. [N 49, 5; N 49, 6]
II-8
|
32732 |
de laatste voor ploegen |
(de middenvoor) uitbouwen:
yt˱bǫu̯ǝ (L163p Ottersum),
(de voor) dichtslepen:
dextslę̄i̯pǝ (L163p Ottersum),
(de voor) toeslepen:
tu(u̯)slę̄i̯pǝ (L163p Ottersum),
de leste voor uitbouwen:
dǝ Ię̄stǝ vōr yt˱bǫu̯ǝ (L163p Ottersum)
|
De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.]
I-1
|
31991 |
de maat bepalen |
de maat vaststellen:
dǝ mǭt vāststęlǝ (L163p Ottersum)
|
In het algemeen de maat van een voorwerp bepalen. [N 53, 198]
II-12
|
33870 |
de merrie dekken |
dekken:
dękǝ (L163p Ottersum)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|
33872 |
de merrie is niet drachtig |
gust:
gøst (L163p Ottersum)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|
25436 |
de organen verwijderen |
prullen uithalen:
prølǝ ythǭlǝ (L163p Ottersum)
|
Als het dier opgehangen is, snijdt de slachter de buik open, waarna hij de ingewanden verwijdert. Daarna haalt hij de organen (hart, lever e.d.) eruit. Zie ook het lemma ''ingewanden verwijderen''. [N 28, 87]
II-1
|
29547 |
de oven aansteken |
aanstoken:
ɛnstǭkǝ (L163p Ottersum)
|
Het vuur in de oven aansteken. [N 49, 61a; monogr.]
II-8
|