e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

Gevonden: 4473
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een huis uitzetten uitzetten: yt˲zętǝ (Ottersum) De omtrek van een te bouwen huis met palen en planken uitzetten. [N 30, 24a; monogr.] II-9
een keer rondgaan de oven volduwen: dǝ ǭvǝ vǫldǫwǝ (Ottersum), één keer rondgaan: ɛnǝ kēr rõnt˲gǭn (Ottersum), één keer stoken: ɛnǝ kēr stǭkǝ (Ottersum) Viermaal drie takkenbossen stoken [N 49, 67] II-8
een lambrizering aanbrengen de trapleuning aftimmeren: dǝ traplø̄neŋ aftemǝrǝ (Ottersum) De afstand van leuning tot trapboom met hout betimmeren. Wanneer de ruimte tussen de smetplank en de trappeboom met houtwerk wordt gevuld, valt de lambrizering aan de bovenzijde doorgaans in een in de smetplank aangebrachte sponning en wordt zij met behulp van in de muur gemetselde klossen vastgezet. In Q 83 noemde men een betimmerde leuning een 'toeë leen' ('tǫw lē̜n') of 'volle leen' ('vǫl lē̜n'); een leuning waarvan de spijlen zichtbaar bleven heette daar een 'open leun' ('uǝpǝ lē̜n'). [N 55, 141] II-9
een las maken lassen: lasǝ (Ottersum) Twee in elkaars verlengde liggende stukken hout door middel van een las met elkaar verbinden. Zie ook afb. 128. [N 54, 42d; N 54, 43] II-12
een lelijk gezicht trekken een zuur gezicht: ⁄n zōēr gezicht (Ottersum) grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)] III-1-4
een muur opmetselen (een muur) optrekken: optrękǝ (Ottersum) Al metselend een muur laag na laag hoger maken. Een muur die zo werd opgetrokken werd in K 353 een 'muur in opbouw' ('mȳr en up˱bē̜jǝf') genoemd. Het resultaat was volgens een aantal invullers een 'volle muur' ('volǝ mȳr', K 353; 'volǝ myǝr', K 278; 'vǫlǝ mūr', Q 197, 197a; 'vol mūr' L 364). Zie voor de fonetisch niet gedocumenteerde vormen de lemmata 'Metselen' en 'Muur'. [N 31, 27; N 31, 32b; monogr.] II-9
een muur uitloden een muur naloden: ǝn mȳr nǭlōjǝ (Ottersum) De verticale stand van een muur of profiel controleren met behulp van een schietlood. [N 31, 10b] II-9
een muur voegen voegen: vūgǝ (Ottersum) De voegen tussen metselstenen met voegmortel opvullen. Voegwerk wordt doorgaans na het metselwerk uitgevoerd. De voegen worden daartoe met behulp van de voegkrabber ter diepte van 1,5 √† 2 cm uitgekrabd waarna de mortel vanaf een plankje door middel van een voegspijker in de voeg wordt gebracht. Voor de lintvoegen gebruikt men een lange voegspijker, voor de stootvoegen een korte. [N 32, 32; monogr.] II-9
een muur waterpassen waterpassen: wǭtǝrpasǝ (Ottersum) De horizontale stand van een muur controleren met behulp van de waterpas. [N 31, 10c; monogr.] II-9
een pen-en-gatverbinding maken in mekaar slaan: in mǝkǭr slǭn (Ottersum) Twee stukken hout met behulp van een pen-en-gatverbinding met elkaar verbinden. [N 54, 50] II-12