e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hurken neerhurken: nērhørəkə (Overpelt, ... ), op zijn hukken gaan zitten: oͅp zən hukən goͅn zetən (Overpelt) hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] III-1-2
huurcontract <omschr.> gepacht: gəpāgt (Overpelt), huur: ik hɛb en hyr van dri jəar (Overpelt), huurceel: eXɛm ən hy(3)̄rsiəl van drɛi jōͅr (Overpelt) het contract dat gesloten wordt wanneer een huis wordt verhuurd; hoe zegt men b.v. "ik heb een ...... van drie jaar"? [ZND 43 (1943)] III-3-1
huurhuis huurhuis: huurhoes (Overpelt), huurhouse (Overpelt) huurhuis [ZND 27 (1938)] III-2-1
huurpenning werdel: 5 frank  wørəl (Overpelt), WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.  weurel (Overpelt, ... ) Hoe noemt men de huurpenning (geldstuk door boeren aan dienstpersoneel gegeven bij t huren)? [ZND 16 (1934)] || huurpenning (aan dienstboden gegeven) [ZND B2 (1940sq)] III-3-1
iemand iets verwijten verwijten: imant vərwītən (Overpelt) iemand verwijten [ZND B1 (1940sq)] III-1-4
iemand prijzen bestoefen: imant bəstoͅfən (Overpelt) iemand prijzen of loven [ZND B1 (1940sq)] III-1-4
iemand uitschelden uitmaken: iemet oetmaken (Overpelt), plat  ɛmĕt ūtmākĕn (Overpelt), uitschabijnen: oetschabienen (Overpelt), uitschijten: gemeen  imĕt ūtschītĕn (Overpelt), plat  iemet oetschieten (Overpelt), zwart maken: iemet zwart maken (Overpelt) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-1-4
ijken ijken: ikɛn (Overpelt) De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)] III-3-1
ijspegel ijskegel: ps. of toch omspellen volgens IPA: [@?sk@g\\l]?  ɛiskegəl (Overpelt), ijspegel: Ijspegels.  ispegels (mv.) (Overpelt) ijskegel [ZND 36 (1941)] || ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)] III-4-4
ijsvogel ijsvogel: īsfōgəl (Overpelt) ijsvogel (16,5 schitterend blauwgroen boven, steenrood onder; vliegt snel over beek, sloot en langs ven; broedt in gat in steile over; vangt visjes; vrij zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1