e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inspannen inspannen: ē.nspanǝn (Overpelt) Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10
inzouten zouten: zoauten (Overpelt) zouten [ZND 08 (1925)] III-2-3
italiaan italiaan: dɛ is nɛn itɛliən (Overpelt) Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)] III-3-1
jaarring kalfring: kalfreŋ (Overpelt) Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b] I-11
jak jak: jak (Overpelt), jakje: jekske (Overpelt) jak (kort vrouwenkledingstuk) [ZND 27 (1938)] III-1-3
jaloers jaloers: ook materiaal znd 27, 44  zjaloersch (Overpelt) jaloers [ZND 01 (1922)] III-1-4
janken janken: jaŋkən (Overpelt) janken [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
jas: algemeen jas: Hir is vōdər zən jas ən mūdər hør gəlt; vadər zən ku ən vōdər zən hōnt (Overpelt), hɛj is voədərəs jas ɛn muwdər hør gɛltm voədərəs kuz, voədər zɛnɛn hond (Overpelt), jas (Overpelt, ... ) jas [ZND 08 (1925)], [ZND B1 (1940sq)] || Jas. Hier is vader zn jas en moeder haar geld... [ZND 44 (1946)] III-1-3
jeneverbes braambeer: ?  brombei:r (Overpelt), braamberenstruik: ?  brombei:rəstru:k (Overpelt), hagenteer: [hög6ter*]  hageteer (Overpelt), hagenteerbeer: [hög6te:rbe:r]  hageteerbeer (Overpelt), jeneverbeer: jeneverbeer (Overpelt), klijsterbeer: klĭn(s)tèrber (Overpelt), moerbeer: -  mu:rbe:r (Overpelt), moerberenstruik: -  mu:rbe:rəstru:k (Overpelt), moosbeer: -  mo:sbe:r (Overpelt), moosberenstruik: -  mo:sbe:rəstru:k (Overpelt) jeneverbes (Juiniperus communis L.) [ZND 34 (1940)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [ZND 49 (1958)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de vrucht [ZND 49 (1958)] III-4-3
jeugd, jongelieden jeugd: jucht (Overpelt) jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)] III-2-2