24202 |
kwartelkoning |
kwartelkoninkje:
kwartelkuningske (L314p Overpelt)
|
kwartelkoning
III-4-1
|
24880 |
kweek |
hondsgras:
hǭntsgrǭǝs (L314p Overpelt),
puinen:
pø̜̄.nǝ (L314p Overpelt),
pøͅnən (L314p Overpelt)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweekgras (Agropyrum repens) [Lk 04 (1953)]
I-5, III-4-3
|
33552 |
kweepeer |
kweekpeer:
kwiekpēr (L314p Overpelt)
|
[ZND 29 (1938)]
I-7
|
19105 |
kwezel |
kwezel:
wan kwezel (L314p Overpelt)
|
Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)]
III-3-3
|
21668 |
kwitantie |
kwitantie:
ps. invuller heeft hierbij geen fonetische notering gegeven!
kwitantie (L314p Overpelt)
|
kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33324 |
l-vormige hoeve |
hoekhuis:
hukhūs (L314p Overpelt)
|
Navraag of er verschil in benaming was tussen een L-vormig bouwwerk waarvan de korte poot wordt gevormd hetzij door het woonhuis, hetzij door een schuur of stal, leverde geen nieuwe termen op. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 3. [N 4A, 1b en 2c]
I-6
|
24925 |
laag grond |
laag:
log (L314p Overpelt),
lōͅx (L314p Overpelt)
|
laag (znw) [ZND A2 (1940sq)] || laag (znw.) [ZND 29 (1938)]
III-4-4
|
33081 |
laag schoven op de wagen |
laag:
lōx (L314p Overpelt)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
bruk (L314p Overpelt),
bryk (L314p Overpelt)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33650 |
laagte in een akker |
laagte:
lext (L314p Overpelt),
zonk:
zōŋk (L314p Overpelt)
|
Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.]
I-8
|