e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwartelkoning kwartelkoninkje: kwartelkuningske (Overpelt) kwartelkoning III-4-1
kweek hondsgras: hǭntsgrǭǝs (Overpelt), puinen: pø̜̄.nǝ (Overpelt), pøͅnən (Overpelt) Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweekgras (Agropyrum repens) [Lk 04 (1953)] I-5, III-4-3
kweepeer kweekpeer: kwiekpēr (Overpelt) [ZND 29 (1938)] I-7
kwezel kwezel: wan kwezel (Overpelt) Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)] III-3-3
kwitantie kwitantie: ps. invuller heeft hierbij geen fonetische notering gegeven!  kwitantie (Overpelt) kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)] III-3-1
l-vormige hoeve hoekhuis: hukhūs (Overpelt) Navraag of er verschil in benaming was tussen een L-vormig bouwwerk waarvan de korte poot wordt gevormd hetzij door het woonhuis, hetzij door een schuur of stal, leverde geen nieuwe termen op. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 3. [N 4A, 1b en 2c] I-6
laag grond laag: log (Overpelt), lōͅx (Overpelt) laag (znw) [ZND A2 (1940sq)] || laag (znw.) [ZND 29 (1938)] III-4-4
laag schoven op de wagen laag: lōx (Overpelt) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
laaggelegen weidegrond broek: bruk (Overpelt), bryk (Overpelt) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagte in een akker laagte: lext (Overpelt), zonk: zōŋk (Overpelt) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8