22750 |
lied, liedje |
lied:
e lied (L314p Overpelt),
e liit (L314p Overpelt),
lied (L314p Overpelt),
liedje:
i lieke (L314p Overpelt),
liejke (L314p Overpelt),
liike (L314p Overpelt),
lî.tjə (L314p Overpelt),
verkleinwoord
lieke (L314p Overpelt)
|
Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)] || lied [GTRP (1980-1995)] || Lied. [Willems (1885)] || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND]
III-3-2
|
22696 |
liederen (mv.) |
liedjes:
liekes (L314p Overpelt)
|
Lied. [Willems (1885)]
III-3-2
|
19085 |
liegen |
liegen:
liegen (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt,
L314p Overpelt)
|
liegen [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-3-1
|
17647 |
lies |
lies:
lis (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt),
līs (L314p Overpelt)
|
Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
I-12, III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
hemelbeestje:
ook in ZND 16, 006
hēməlbišən (L314p Overpelt),
lievevrouwebeestje:
livəvroͅwəbistjən (L314p Overpelt),
ook in ZND 16, 006
lievevrouwebisje (L314p Overpelt),
tierenhennetje:
ook in ZND 16, 006
tierehinneke (L314p Overpelt),
tranengietertje:
ook in ZND 16, 006
trênegieterke (L314p Overpelt)
|
lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)], [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
liggen (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
33474 |
liggend dakvenster |
dakvenster:
dāk˲vɛnstǝr (L314p Overpelt)
|
Een dakvenster is een liggend raampje op het dak dat meestal geopend kan worden en dat dient ter belichting en beluchting van de zolder, ook wel als toegang tot het dak bij bijv. reparaties of om door naar buiten te kijken. Het is meestal te klein om hooi door te laten, maar grotere vensters kunnen wel daartoe dienen (zie het lemma "hooivenster", 3.4.5). [N 4A, 45c; monogr.]
I-6
|
34185 |
lijfbieden, prolapsus vaginae |
de rooi laten zien:
(de koe) lø̜t dǝ ru.i̯ zīn (L314p Overpelt),
rozig zijn:
(de koe is) ruęzęx (L314p Overpelt)
|
Het uitzakken van de bovenrand van de schede, die dan vooral bij liggende dieren buiten de schaamlippen te voorschijn komt als een roze bal, die meestal gauw min of meer ontstoken raakt. Een prolapsus vaginae ontstaat wanneer er een verslapping optreedt in het weefsel dat de vagina vasthoudt in het bekken. [N 3A, 97; N 52, 30a; A 48A, 44a]
I-11
|
20464 |
lijkbidder |
lijkbidder:
znd 1 a-m; znd 30, 25;
līēkbidder (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt)
|
lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
22329 |
lijn waar het spel begint |
meet:
də miət (L314p Overpelt)
|
De lijn van waar het knikkerspel begint. [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|