21596 |
loop van een geweer |
loop:
de loe-ep van e geweer (L314p Overpelt),
de luëp van e geweer (L314p Overpelt)
|
De loop van een geweer [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
20132 |
loops |
heet:
hīi̯ət (L314p Overpelt)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)]
III-2-1
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
scheut (L314p Overpelt)
|
loot [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
loeepen (L314p Overpelt),
loeëpen (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt),
luǝpǝn (L314p Overpelt),
luəpə (L314p Overpelt),
luəpən (L314p Overpelt),
lū(j)pən (L314p Overpelt),
lūəpə (L314p Overpelt)
|
lopen [ZND 25 (1937)], [ZND m] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: Hebt ge Klaas zien lopen ? [ZND 44 (1946)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9, III-1-2
|
22998 |
lot(je) van de loterij |
lot:
loot (L314p Overpelt)
|
Lot. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22400 |
loten |
loten:
loten (L314p Overpelt)
|
Loten. [Willems (1885)]
III-3-2
|
17687 |
luchtpijpen |
luchtpijpen:
loxtpīpən (L314p Overpelt),
løxtpīpə (L314p Overpelt)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19619 |
lucifer |
stekje:
stekske (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt,
L314p Overpelt),
stɛkskə (L314p Overpelt)
|
lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)], [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
lui:
ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)
lui (L314p Overpelt)
|
lui, traag [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
rieke lui (L314p Overpelt),
mensen:
de mienschen zien vandaag allema[o}l boeten op ⁄t veld en zien bezig met ma[e}ien (L314p Overpelt),
minsən (L314p Overpelt),
ie rekken
rieke mienschen (L314p Overpelt)
|
De mensen zijn vandaag alle buiten op het veld en maaien. Mensen of lieden of lui enz. [ZND 04 (1924)] || mensen [RND] || Rijke lieden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|