24210 |
meeuw algemeen |
meeuw:
muuw (L314p Overpelt)
|
meeuw [Willems (1885)]
III-4-1
|
33337 |
meid, dienstmeid |
meid:
mɛi̯t (L314p Overpelt)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24331 |
meikever |
eikenmulder:
eikemulder (L314p Overpelt),
eͅjkɛmøͅldər (L314p Overpelt),
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
eikemulder (L314p Overpelt)
|
meikever [ZND 01 (1922)], [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|
34454 |
mekkeren |
metten:
mętǝ (L314p Overpelt)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.]
I-12
|
22800 |
melden (kaartterm) |
aanbieden:
aanbieden (L314p Overpelt),
aankondigen:
aankondigen (L314p Overpelt)
|
Melden. (in welke betekenis wordt dat woord gebruikt? Geef de uitdrukking waarin het voorkomt, b.v. bij het kaartspelen, enz.). [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
33294 |
melganzevoet |
meel:
mīǝl (L314p Overpelt)
|
Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.]
I-5
|
34237 |
melk |
melk:
mē̜.lk (L314p Overpelt),
męlǝk (L314p Overpelt),
mɛ.lǝk (L314p Overpelt),
mɛlk (L314p Overpelt)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
33882 |
melk van het paard |
paardsmelk:
pęrsmɛlǝk (L314p Overpelt)
|
De biest- of paardsmelk bevat ingrediënten die het veulen tegen verscheidene ziekten weerstand geven en die er bovendien voor zorgen dat het darmpek, de taaie, donkere substantie die zich in de darmen van het pasgeboren veulen bevindt (zie het lemma ''de eerste uitwerpselen van het veulen'' (5.7)), verwijderd wordt.' [N 8, 32.6 en 57]
I-9
|
34241 |
melk zeven |
doorgieten:
doorgieten (L314p Overpelt)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
34095 |
melkaders |
melkaderen:
mɛlkārǝ (L314p Overpelt),
mɛlkǭrǝ (L314p Overpelt)
|
De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a]
I-11
|