e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opgroeiend jong kipje pulletje: pølǝkǝ (Overpelt) Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c] I-12
ophanger strik: strik (Overpelt) Lintje. Hoe heet het lintje of snoer om een jas op te hangen? [ZND 37 (1941)] III-1-3
opklaren klaren: t klaart op.  klø̄rt (Overpelt) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opmaken opmaken: gâêlt opma.kə (Overpelt) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
opnieuw beginnen opternieuw beginnen: əpərnauw beginnən (Overpelt) opnieuw beginnen: veel dialecten kennen nog andere woorden dan opnieuw [ZND 40 (1942)] III-1-4
opnieuw wannen vanherwannen: varhē̜rwanǝ (Overpelt) Als men uit het gezuiverde graan het beste zaad wil halen dat zal dienen als zaaigraan, moet men opnieuw wannen. Men draait de wanmolen dan vlug rond zodat al het fijnere graan wegvliegt. Soms gebeurt dit niet met de wanmolen, maar door het graan te zeven; zie het lemma ''zeven met de handzeef'' (6.3.11). De omschrijvende opgaven met behulp van het heteroniem van het lemma wannen, zoals nog eens doordraaien, of voor de tweede keer doorjagen, zijn hier niet opgenomen. [JG 1a, 1b -gedeeltelijk-] I-4
opper grote opper: grūu̯ǝtǝ ǫpǝr (Overpelt), opper: ǫpǝr (Overpelt) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3
opperhuid vel: fä:l (Overpelt), vāēl (Overpelt) opperhuid [N 10 (1961)] III-1-1
oprispen opkomen: oͅpkōmə (Overpelt) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
opscheppen stoefen: stoͅfən (Overpelt, ... ), stoffen: stoͅfən (Overpelt) pochen (zich op iets beroemen) [ZND B1 (1940sq)] III-1-4, III-3-1