e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
runderhorzel, horzel hommelaar: hømələr (=hommel) (Overpelt), horzel: hoͅrzəl (Overpelt) insect I [Goossens 1b (1960)] || insect III [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderhorzellarve angel: a.ŋəl (Overpelt) worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2
rundvee beesten: bīstǝ (Overpelt), bīǝstǝ (Overpelt), veestapel: viǝstā.pǝl (Overpelt) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rundvleessoep vleessoep: Syst. Frings  vlīssup (Overpelt), vlīəssup (Overpelt) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3
rups rups: rops (Overpelt) rups [Willems (1885)] III-4-2
rusten rusten: rYstən (Overpelt) rusten [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
ruw gekloven: gəklōvə hān (Overpelt) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] III-1-2
ruw worden hard worden: ze wɛren hŏrt (Overpelt) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
ruw, hard ruw: de isən roͅue bijəst (Overpelt), des ene rouwe kèrel (Overpelt), də zən roͅuw bijəst (Overpelt), roͅuwə kēͅrəl (Overpelt) dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] III-3-1
ruzie maken ruzie maken: zə zin ryuzi ən ɛt mōkən (Overpelt) Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)] III-3-1