e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snuit snuit: snūt (Overpelt, ... ), snū.t (Overpelt), snūit (Overpelt) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] || Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b] I-12, I-9, III-1-1
snurken snurken: snørkən (Overpelt), snøͅrəkə (Overpelt) snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2
soep soep: Syst. Frings  sup (Overpelt, ... ) Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
soepketel, waterketel marmiet: marmīt (Overpelt) berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
soepterrine soepterrine: sōͅptrin (Overpelt) soepterrine [N 20 (zj)] III-2-1
sok sok: zok (Overpelt) Sok, een paar sokken. Bedoeld wordt de korte kous, tot halverwege het been door mannen en door kinderen gedragen (fr. chausette) [ZND 48 (1954)] III-1-3
soldaat soldaat: səldô.t (Overpelt) soldaat [RND] III-3-1
soldaten soldaten: səldô.tə (Overpelt) soldaten [RND] III-3-1
soortige koe goed soort: gut sōrt (Overpelt), soortige: sōrtegǝ (Overpelt) Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140] I-11
sorteermachine trieermolen: trei̯ērmø̄lǝ (Overpelt) Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32] I-5