e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sorteren met de hand sorteren: sǫrtērǝ (Overpelt), uitrapen: ūtrāpǝ (Overpelt), uitzonderen: ūtzøndǝrǝ (Overpelt) Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.] I-5
sorteren met de machine triëren: trei̯ērǝ (Overpelt) Zie de toelichtingen bij de lemmaɛs Sorteren Met De Hand en Sorteermachine. [N 12, 33] I-5
spaak speek: spiǝk (Overpelt), speken: spiǝkǝ (Overpelt) Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.] I-13
spade, spitschop schup: sxøp (Overpelt), spade: spǭ(ǝ)i̯ (Overpelt) Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.] I-1
spanstokje spanner: spanǝr (Overpelt), trekpaal: trękpǫǝl (Overpelt) Stok of paaltje in de afrasteringsdraad waarmee men die draad spant. [N 14, 65] I-8
speeksel tuf: tøf (Overpelt) speeksel [ZND B1 (1940sq)] III-1-1
speeksel uitspuwen spucken (du.): spiəkən (Overpelt), spuwen: spouə (Overpelt), tuffen: tøfə (Overpelt), tøfən (Overpelt, ... ) (speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen (speeksel uit de mond verwijderen) [ZND B1 (1940sq)] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)] III-1-1
speelkaart kaart: en kohRt (Overpelt), kaart (Overpelt) kaart [GTRP (1980-1995)] || Kaart. [Willems (1885)] III-3-2
speen van de koe deem: dē.m (Overpelt), dēm (Overpelt) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛk (Overpelt, ... ), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  spek (Overpelt) spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)] III-2-3