33222 |
sorteren met de hand |
sorteren:
sǫrtērǝ (L314p Overpelt),
uitrapen:
ūtrāpǝ (L314p Overpelt),
uitzonderen:
ūtzøndǝrǝ (L314p Overpelt)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
33223 |
sorteren met de machine |
triëren:
trei̯ērǝ (L314p Overpelt)
|
Zie de toelichtingen bij de lemmaɛs Sorteren Met De Hand en Sorteermachine. [N 12, 33]
I-5
|
34576 |
spaak |
speek:
spiǝk (L314p Overpelt),
speken:
spiǝkǝ (L314p Overpelt)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
32750 |
spade, spitschop |
schup:
sxøp (L314p Overpelt),
spade:
spǭ(ǝ)i̯ (L314p Overpelt)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
33743 |
spanstokje |
spanner:
spanǝr (L314p Overpelt),
trekpaal:
trękpǫǝl (L314p Overpelt)
|
Stok of paaltje in de afrasteringsdraad waarmee men die draad spant. [N 14, 65]
I-8
|
17782 |
speeksel |
tuf:
tøf (L314p Overpelt)
|
speeksel [ZND B1 (1940sq)]
III-1-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spucken (du.):
spiəkən (L314p Overpelt),
spuwen:
spouə (L314p Overpelt),
tuffen:
tøfə (L314p Overpelt),
tøfən (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt)
|
(speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen (speeksel uit de mond verwijderen) [ZND B1 (1940sq)] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
en kohRt (L314p Overpelt),
kaart (L314p Overpelt)
|
kaart [GTRP (1980-1995)] || Kaart. [Willems (1885)]
III-3-2
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dē.m (L314p Overpelt),
dēm (L314p Overpelt)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spɛk (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
spek (L314p Overpelt)
|
spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|