33454 |
vertikale paal in een poort |
stijp:
stīp (L314p Overpelt)
|
Een rechtstaande, uitneembare paal in het midden van een poort, waartegen de beide poortvleugels gesloten kunnen worden. Deze paal is aan de bovenzijde meestal verankerd achter een gebogen stuk ijzer, aan de onderzijde in een gat. De paal wordt weggenomen als de poort helemaal geopend moet worden. De paal is onbekend in een groot aantal plaatsen. Door functionele overeenkomst kunnen de benamingen ook wel gebruikt worden voor andere soorten sluitbalken (zie deze lemmata). Zie ook afbeelding 18.g bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42e; N 5, 104; A 49, 4; add. uit N 5A, 93c]
I-6
|
34290 |
vertuieren |
verstouwen:
vǝrstau̯ǝn (L314p Overpelt),
vertuieren:
vǝrtȳrǝn (L314p Overpelt)
|
Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.]
I-11
|
21653 |
vervaldag |
bamis:
ps. omgespeld volgens IPA.
bames (L314p Overpelt)
|
betaaldag, jaarlijkse ~ bij de notaris [bamis?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18277 |
vest |
vest:
vest (L314p Overpelt),
vestje:
vestjen (L314p Overpelt),
väšən (L314p Overpelt)
|
vest (fr. gilet) [ZND 16 (1934)], [ZND B1 (1940sq)] || wit vest (manskledingstuk waarin het horloge gedragen wordt) [ZND 08 (1925)]
III-1-3
|
34071 |
vetkoe |
slachtkoe:
slaxt[koe] (L314p Overpelt),
vetbeest:
vɛtbīǝst (L314p Overpelt)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
33665 |
vetweide |
vetwei:
vɛtwɛi̯ (L314p Overpelt),
vɛtwɛj (L314p Overpelt)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄.lǝn (L314p Overpelt)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
34535 |
vierdeel eieren |
vierdeel:
virǝl (L314p Overpelt)
|
Een vierdeel eieren is volgens het WNT vooral een maat voor granen. Wat een vierdeel eieren inhoudt, is moeilijk na te gaan. De Diksjenaer van ''t Mestreechs zegt dat een viedel eieren een vierendeel van honderd plus één is, dus 26. Heel waarschijnlijk gaat het dus om een vierde deel van honderd.' [L 8, 44; monogr.]
I-12
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəvî.rt (L314p Overpelt),
vieren (L314p Overpelt)
|
gevierd [RND] || Vieren. [Willems (1885)]
III-3-2
|
20574 |
vieruursboterham |
koffie, de -:
koffie (L314p Overpelt),
koffiedrinken, het -:
koffiedrinke (L314p Overpelt),
koffiedrinken (L314p Overpelt)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: namiddag [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|