e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

Gevonden: 3105
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bokking bokking: bøͅkeͅŋ (Overpelt, ... ) bokking (gerookte haring) [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
bolle wangen dikke wangen: dekə waŋə (Overpelt), ronde wangen: ron waŋə (Overpelt) wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)] III-1-1
bont als apart kledingstuk pels: peils (Overpelt), pəls (Overpelt), ən pɛls (Overpelt) pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)] III-1-3
bont en blauw slaan bont en blauw slaan: bunt ɛn blāu gəslāgə (Overpelt), paars en blauw slaan: paars en blauw gesloagen (Overpelt), pèrs en blauw (Overpelt), pɛirs ən blauw gəslagən (Overpelt) bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
bonte koe met zwarte kop zwartkop: zwartkǫp (Overpelt) [N 3A, 128] I-11
bonte kraai zaadkraai: zaadkraei (Overpelt) kraai, bonte — III-4-1
bonte specht, specht gewone bonte specht: gewone bonte specht (Overpelt), grote bonte: groete bonte (Overpelt) specht, bonte — III-4-1
boog boog: bo.ch (Overpelt), boog (Overpelt), ene boohch (Overpelt), strek: strik (Overpelt) boog [GTRP (1980-1995)], [RND] || Boog. [Willems (1885)] || Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.] II-9, III-3-2
boom (alg.) boom: buəm (Overpelt) boom [RND] III-4-3
boomgaard bogaard: boogert (Overpelt), bōgərt (Overpelt) boomgaard [ZND 22 (1936)] I-7