id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33983 | brede buikriem | buikband: bū.k˱ba.nt (Overpelt), onderlicht: ǫndǝrlext (Overpelt) | Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73] I-10 |
33692 | brede landweg | dreef: drēf (Overpelt) | Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.] I-8 |
34080 | brede tanden | brede tanden: brɛi̯ tānt (Overpelt) | Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c] I-11 |
33138 | breeddorser | breeddorser: brē.dǫ.sǝr (Overpelt), schudder: sxødǝr (Overpelt) | Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4 |
18786 | breien | breien: breͅiən (Overpelt), kousen breien (Overpelt) | breien (kousen breiden) [ZND B1 (1940sq)] || Kousen breien. [ZND 22 (1936)] III-1-3 |
18787 | breinaald | breiijzer: breiīzers (Overpelt), breinaald: breͅinoel (Overpelt) | breinaald [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)] III-1-3 |
17803 | breken | breken: braeken (Overpelt) | breken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2 |
17804 | brengen | brengen: brengen (Overpelt), breŋən (Overpelt) | brengen [ZND A1 (1940sq)], [ZND m] III-1-2 |
18392 | bretel | bretel (<fr.): brəteͅlən (Overpelt) | bretellen (om de broek op te houden) [ZND B1 (1940sq)] III-1-3 |
18099 | breuk | breuk: breuk (Overpelt), brøk (Overpelt) | breuk [ZND A2 (1940sq)] || hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)] III-1-2 |