id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19396 | deken | deken: dekən (Overpelt) | een deken (op een bed) [ZND A1 (1940sq)] III-2-1 |
24407 | dekken | dekken: dękǝ (Overpelt), springen: spreŋǝ (Overpelt), sprɛŋǝ (Overpelt) | Het bevruchten van de koe door de stier. [JG 1a, 1b] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b] I-11, I-12 |
30506 | deklatten | deklatten: dęklatǝn (Overpelt), latten: latǝn (Overpelt), rietlatten: ritlatǝn (Overpelt), strooilatten: strōjlatǝn (Overpelt) | De latten op het dak waaraan de stro- of rietbedekking wordt vastgemaakt. [N F, 32b; N 4A, 14a] II-9 |
19704 | deksel | deksel: deksəl (Overpelt) | deksel [ZND 22 (1936)] III-2-1 |
32618 | deksel van de metalen gierton | klep: klɛp (Overpelt) | De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.] I-1 |
33992 | dekzeil | paardsdek: pęrs˱dęk (Overpelt) | Zeil dat de rug van het paard bedekt als het regent. [JG 1a, 1b] I-10 |
33916 | dempig | dempig: dɛ.mpǝx (Overpelt) | Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9 |
19048 | denken | denken: ich dink, wai dinken (Overpelt) | ik denk, wij denken (of peinzen?) ik dacht het wel, wij dachten het ik heb het gedacht [ZND 08 (1925)] III-1-4 |
22087 | dennennaalden | dennennaalden: dennenelen (Overpelt), dennenällen (Overpelt) | dennenaald [ZND 01 (1922)] III-4-3 |
32957 | derde hooioogst | tweede toemaad: tweede toemaad (Overpelt) | Uitdrukkelijk gevraagd naar de derde hooioogst, gaven sommige informanten de volgende antwoorden; vaak werd deze derde oogst echter niet meer gemaaid maar door de koeien of schapen afgegraasd. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. [N 14, 128d] I-3 |