e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

Gevonden: 3105
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geboorteomhulsel van een veulen net: nɛt (Overpelt), vlies: vlis (Overpelt) Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56] I-9
gebouw ferme huizing: fɛrm hy(3)̄zeŋ (Overpelt, ... ) een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)] III-2-1
gebrekkig gebrekkig: e gebrekkig miensch (Overpelt), ne gebrieëkige miens (Overpelt) een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)] III-1-2
gebrekkig persoon gebrekkige mens: e gebrekkig miensch (Overpelt), ne gebrieëkige miens (Overpelt) een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)] III-1-2
gebruik gebruik: uu of oe?  gebruuk (Overpelt, ... ), gewente: gewente (Overpelt), gewoonte: o zoals in motief  gewonte (Overpelt) Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] || Dat is zo het gebruik (de woonte, enz.). [ZND 23 (1937)] III-3-2
gedrongen persoon korte dikke, een -: teznə koͅrtən dekə (Overpelt), potstoof: t es ən poͅtstōf (Overpelt) gedrongen, een gedrongen postuur hebben [N 10 (1961)] III-1-1
geduld geduld: het toch e bitske gedeuld (Overpelt) Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedwee gedwee: ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  gedwieë (Overpelt) gedwee [ZND 01 (1922)] III-1-4
geelgors gele schrijver: gele schrijver (gew.uitspr.) (Overpelt) geelgors III-4-1
geelzucht geel verf: geilverf (Overpelt) de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)] III-1-2