e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

Gevonden: 3105
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hik hik: hek (Overpelt), nek (Overpelt) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinkelblokje hinkel: [sic]  hinkel (Overpelt) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen hinkelen: hinkelen (Overpelt), hinken: het hinken (Overpelt) Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelperk: vorm vierkant: langwerpig vierkant verdeeld in acht vierkante vakken (Overpelt) Welke vorm heeft het spel dat op de grond wordt getekend? Teken dit op een afzonderlijk blaadje en schrijf de namen van de onderdelen in de vakken. [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinken hinken: hinken (Overpelt), knikken: kniken (Overpelt) Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] III-1-2
hinniken hinniken: henǝkǝn (Overpelt), ruchelen: rø̜xǝlǝn (Overpelt) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hobbelpaard hobbelpaardje: /  hobbelpaardje (Overpelt) / [SND (2006)] III-3-2
hoed (alg.) hoed: hoed (Overpelt, ... ), oəzən hūwt, panəs hūwt, muwdərəs hūwt (Overpelt), trintjes hørə hōt, jacob z⁄n hōt (Overpelt), trInəkə hørən hūwt, žak zĕnən hūwt (Overpelt), ut (Overpelt), əzə hōt, vōders hōtm mudərs hōt (Overpelt) hoed [RND] || hoed (enkelvoud - meervoud) [ZND 08 (1925)] || Hoed. Het is ... hoed. [ZND 44 (1946)] || Hoed. Is die hoed voor u, Jef? [ZND 09 (1925)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hyjǝ (Overpelt), hȳ.n (Overpelt), hȳjǝn (Overpelt), weiden: węi̯jǝn (Overpelt) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoef hoef: huf (Overpelt) Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-9