18029 |
hik |
hik:
hek (L314p Overpelt),
nek (L314p Overpelt)
|
hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22777 |
hinkelblokje |
hinkel:
[sic]
hinkel (L314p Overpelt)
|
Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
22774 |
hinkelen |
hinkelen:
hinkelen (L314p Overpelt),
hinken:
het hinken (L314p Overpelt)
|
Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
22778 |
hinkelperk: vorm |
vierkant:
langwerpig vierkant verdeeld in acht vierkante vakken (L314p Overpelt)
|
Welke vorm heeft het spel dat op de grond wordt getekend? Teken dit op een afzonderlijk blaadje en schrijf de namen van de onderdelen in de vakken. [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
17955 |
hinken |
hinken:
hinken (L314p Overpelt),
knikken:
kniken (L314p Overpelt)
|
Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|
33839 |
hinniken |
hinniken:
henǝkǝn (L314p Overpelt),
ruchelen:
rø̜xǝlǝn (L314p Overpelt)
|
Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57]
I-9
|
22838 |
hobbelpaard |
hobbelpaardje:
/
hobbelpaardje (L314p Overpelt)
|
/ [SND (2006)]
III-3-2
|
18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
hoed (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt),
oəzən hūwt, panəs hūwt, muwdərəs hūwt (L314p Overpelt),
trintjes hørə hōt, jacob z⁄n hōt (L314p Overpelt),
trInəkə hørən hūwt, žak zĕnən hūwt (L314p Overpelt),
ut (L314p Overpelt),
əzə hōt, vōders hōtm mudərs hōt (L314p Overpelt)
|
hoed [RND] || hoed (enkelvoud - meervoud) [ZND 08 (1925)] || Hoed. Het is ... hoed. [ZND 44 (1946)] || Hoed. Is die hoed voor u, Jef? [ZND 09 (1925)]
III-1-3
|
34212 |
hoeden van koeien |
hoeden:
hyjǝ (L314p Overpelt),
hȳ.n (L314p Overpelt),
hȳjǝn (L314p Overpelt),
weiden:
węi̯jǝn (L314p Overpelt)
|
[N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.]
I-11
|
33804 |
hoef |
hoef:
huf (L314p Overpelt)
|
Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14]
I-9
|