24513 |
kiem |
scheut:
sxø͂ͅt (K357p Paal)
|
scheut [ZND m]
III-4-3
|
24496 |
kiemen |
schieten:
sxīi̯tə (K357p Paal)
|
kiemen [Goossens 1b (1960)]
III-4-3
|
33163 |
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen |
schieten:
sxei̯tǝ (K357p Paal),
sxīi̯tǝ (K357p Paal)
|
J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17]
I-5
|
22399 |
kien! |
kien:
kien (K357p Paal),
kin (K357p Paal, ...
K357p Paal)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)] || Wat roept de speler als hij een rijtje bezet heeft? [katern, hammeke, kien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22398 |
kienen |
kienen:
kienen (K357p Paal),
kinnen (K357p Paal),
kinnə (K357p Paal),
kienspel:
kinspel (K357p Paal)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)] || Het spel waarbij de spelers elk één of meer kaarten hebben met daarop een aantal cijfers tussen 1 en 90. Die cijfers moeten opgevuld worden; ze worden willekeurig opgeroepen; winnaar is degene die het eerst een rij vol heeft [kienen, lotto, kienspel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17764 |
kies |
dobbele tand:
dobələn tant (K357p Paal),
Wordt gezegd tegen alle maaltanden.
dobbelen taand (K357p Paal),
Wordt gezegd tegen de maaltanden.
dobbelen tand (K357p Paal)
|
een baktand (dikke tand) [ZND B1 (1940sq)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een dikke tand geheel achter in de mond [ZND 29 (1938)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een gewone dikke tand [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
20498 |
kieskauwer |
lekkerbek:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
lekkerbek (K357p Paal)
|
kieskeurig [ZND 27 (1938)]
III-2-3
|
17919 |
kietelen |
kierelen:
kirələ (K357p Paal),
kietelen:
kitələ (K357p Paal),
kriebelen:
kreibələ (K357p Paal),
kribələ (K357p Paal)
|
kietelen [ZND A1 (1940sq)] || kittelen [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
24416 |
kieuwen |
kieuwen:
ook in ZND 27, 084
kieuwen (K357p Paal)
|
kieuwen ve vis [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
24337 |
kikker |
kikvors:
kekfoͅrš (K357p Paal),
vors:
ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004
voͅrs (K357p Paal)
|
kikvors [ZND 01 (1922)] || kikvors, puit [RND]
III-4-2
|