e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kikkerdril git: get (Paal) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkerdril (2, bewerkt) git: get (Paal) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkerlijnen bindkoorden: benkø̄rdǝ (Paal) De touwtjes waarmee de zeilen aan de kikkers op de roeden bevestigd worden. [N O, 5e; A 42A, 70] II-3
kikkers haakjes: hǫkskǝs (Paal) De ijzeren of houten bekjes aan de voorzijde van de roede waaraan het zeil wordt vastgemaakt. In l 381 waren de kikkers van hout omdat de molen houten roeden had. [N O, 5d; A 42A, 69; N O, 5e] II-3
kikkervisje dikkop: dikkop (Paal) kikkervisje [ZND 34 (1940)] III-4-2
kin kin: kin (Paal) kin [N 10b (1961)] III-1-1
kind (algemene benaming) kind: kind (Paal), kint (Paal) kind (een - dopen) [ZND 23 (1937)] || kind; mijn lief kind, blijf hier beneden staan, de kwade ganzen bijten u dood [ZND 04 (1924)] III-2-2
kinderkleren kinderkleedjes: kinərkli:kəs (Paal) kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)] III-1-3
kinderschort met mouwen voorschoot: vəsXut (Paal), voorschort: vöschurt (Paal) kinderschort met mouwen [smul] [N 24 (1964)] III-1-3
kinketting kinsketting: kenskęteŋ (Paal) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10