23216 |
koor |
koor:
het koe-ër van ë kèrek (K357p Paal),
het koer van de kerk (K357p Paal),
het koor van ne kerk (K357p Paal)
|
Het (of de?) koor van de kerk. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
26187 |
koordje |
litskoord:
litskoord (K357p Paal)
|
De kortste van de twee, drie of vier slaglijnen die aan de top van de wiek zit. [N O, 5g; A 42A, 71]
II-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
koars (K357p Paal),
kors (K357p Paal, ...
K357p Paal),
korṣ (K357p Paal)
|
hij heeft (de) koorts [ZND 28 (1938)] || koorts [RND]
III-1-2
|
33806 |
koot |
boelee:
bu`lę (K357p Paal)
|
Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16]
I-9
|
33063 |
kop van de schoof |
kop:
kǫp (K357p Paal)
|
De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b]
I-4
|
33137 |
kopdorser |
kopdorser:
kǫp˱dǫrsǝr (K357p Paal)
|
Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
19582 |
kopje |
jatte (fr.):
zjat (K357p Paal, ...
K357p Paal),
kopje:
kleine ronde tas
kupkə (K357p Paal),
tas:
tas (K357p Paal),
gewone tas
tas (K357p Paal),
tasje:
tɛskə (K357p Paal)
|
een kopje met een schoteltje [ZND 34 (1940)] || kopje, tas [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
22740 |
kopjeduikelen |
een huppelepan maken:
nə hupələpan mākə (K357p Paal),
tuimelen:
tøͅmələ (K357p Paal)
|
over de kop buitelen (duikelen, voorover vallen) [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
33987 |
kopnet |
vliegennet:
[vliegennet] (K357p Paal)
|
Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a]
I-10
|