e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kraaltjes pareltjes: pɛ.rlkəs (Paal) kraaltjes [RND] III-3-2
kraan van de metalen gierton kraan: krǭǝn (Paal) De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.] I-1
krabben krabben: krabə (Paal, ... ), schuren: skowərə (Paal) krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)] III-1-2
krakeling krakeling: Syst. IPA  krākəleŋ (Paal) Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)] III-2-3
krakende schoen kraakschoen: kraakschoene (Paal), kRāksXòwn (Paal) schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)] III-1-3
kram kramp: kramp (Paal) Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g] I-13
kramer koopman: meestal in onbeNULLige zaken  koopman (Paal), kramer: krèmer (Paal) Kramer. [ZND 36 (1941)] III-3-1
krampig kramppotig: krampuǝtex (Paal) Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c] I-9
krassen kretsen: kretsen (Paal, ... ), schrabben: schrabben (Paal, ... ) krassen [ZND 01 (1922)] || krassen (van een schone tafel) [ZND 28 (1938)] III-4-4
kreeft krab: ook in ZND 28, 048  krab (Paal), kreeft: ook in ZND 28, 048  kreft (Paal) kreeft [ZND 01 (1922)] III-2-3