e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oom nonkel: nonkel (Paal) hoe heet de broeder van uw vader of moeder? [ZND 48 (1954)] III-2-2
oor oor: ūər (Paal), û.ərən (Paal), ūr (Paal) een oor [ZND A2 (1940sq)] || oren [RND] || Zie afbeelding 2.1. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
oorbomen oorbomen: oorbomen (Paal) De twee schuine balken in de zijkanten van het achterkeuvelens van een standerdmolen. Zie ook afb. 18. [N O, 44i] II-3
oorlel oorlel: uwərleͅl (Paal) oorlel, oorlelletje [N 10b (1961)] III-1-1
oorring oorbelletje: oeërbellekes (Paal) een paar oorringen [ZND 40 (1942)] III-1-3
oorworm oorworm: fon. var. van "oorworm"niet overgenomen  oorworm (Paal) oorworm [ZND 34 (1940)] III-4-2
op bedevaart gaan een bedeweg doen: we goan ne beieweg douën (Paal) We gaan een bedevaart doen. [ZND 21 (1936)] III-3-3
op de loop gaan lopen gaan: loeepe gon (Paal), op loop gaan: op loeëp goën (Paal) op de loop gaan [ZND 30 (1939)] III-1-2
op de tenen lopen op zijn tenen lopen: op zən tijənə (Paal) lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)] III-1-2
op een hoop gooien in de hoop leggen: en dǝn huǝp lɛgǝ (Paal) Het uitstorten van de aardappelen in de kuil. [N 12, 29; monogr.] I-5