22781 |
persoon die alles kwijt is |
uitgemolken bonte koe:
utgemolken bonte koei (K357p Paal)
|
Hoe heet iemand die alles bij het spel (bijvoorbeeld bij het knikkeren) heeft verloren? [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
geen gemakkelijke:
`t es giene gemekkelijken (K357p Paal),
`t es ginne gemekkelèke (K357p Paal)
|
Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
33566 |
perzik |
pche (fr.):
pīəs (K357p Paal, ...
K357p Paal)
|
[ZND 05 (1924)]perzik [ZND 05 (1924)]
I-7
|
24856 |
perzikkruid |
reutsel:
rø̄tsǝl (K357p Paal)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18634 |
pet met brede klep |
loerklak:
lowərklak (K357p Paal)
|
pet met brede klep [loerklak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18627 |
pet met opstaand bovenstuk |
zijden klak:
zaiə klak (K357p Paal)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (K357p Paal, ...
K357p Paal,
K357p Paal)
|
pet (hoofddeksel voor jongens) [ZND B1 (1940sq)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
peterselie:
petərsē.li (K357p Paal),
pītərselī (K357p Paal)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
19547 |
petroleumlamp |
pètrole-lamp:
pətroͅllamp (K357p Paal)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21063 |
peul |
hool:
holen
hōlə (K357p Paal),
peul:
pool (K357p Paal)
|
de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] || groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|