e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
preisoep poorsoep: Syst. IPA  pōͅrso̞ͅp (Paal) Preisoep (Poorsop?) [N 16 (1962)] III-2-3
prent(je) beeld(je): bee is kort  e schoeën bee-le-ke (Paal) Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)] III-3-2
priemen priemen: %%de volgende opgaven zijn enkelvoud%%  prīm (Paal) De twee pennen aan de uiteinden van het metselkoord waarmee het tijdens het metselen wordt vastzet. De priemen worden ook gebruikt om het koord na gebruik op op te rollen. Zie ook afb. 4. Volgens de invuller uit Q 121c worden thans met de toepassing van profielen geen priemen meer gebruikt. In P 176 noemde men het spannen van het metselkoord met behulp van de priemen: 'de koord opsteken' ('dǝ kōt˱ ǫpstēkǝ'). In L 291 gebruikte men geen priemen, maar zette men het metselkoord met behulp van vierduimse spijkers vast. [N 30, 14b; monogr.] II-9
priestersteek met ronde luifel steek: ste:k (Paal) priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)] III-3-3
prijzen (mv.) prijzen: prɛ.zə (Paal) prijzen (mv.) [RND] III-3-2
prikkeldraad pinnetjesdraad: penǝkǝsdrāt (Paal), penǝkǝsdrǭǝt (Paal) Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.] I-8
priktol dop: dop (Paal), nən dòp (Paal) Een priktol (werptol). [ZND B1 (1940sq)] || Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)] III-3-2
proeven proeven: proͅyvə (Paal), prøͅivə (Paal), prøͅi̯və (Paal) proeven [ZND A2 (1940sq)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] III-1-1, III-2-3
profiteren profiteren: van d`occasie profiteeren (Paal) Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)] III-1-4
pronkveer op een hoed pluim: pla.im (Paal, ... ), plaim (Paal) pluim [ZND m] || pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)] || pronkveer op een hoed [N 25 (1964)] III-1-3