e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijkdom rijkdom: rɛ.kdum (Paal) rijkdom [RND] III-3-1
rijksveldwachter garde (<fr.): garde (Paal), nə garə (Paal), veldwachter: nə veltwaxtər (Paal) een veldwachter [ZND B1 (1940sq)] || Hoe zegt men dat iemand door den veldwachter in boete wordt geslagen? Vertaal: "De veldwachter zal hem ... [ZND 36 (1941)] III-3-1
rijkswachter gendarme (fr.): ne zjederm (Paal), nə gəndɛrm (Paal), ⁄n janderm (Paal), pakkemannetje: pakkemɛnneke (Paal) Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)] III-3-1
rijn rijn: rajn (Paal) Algemene benaming voor het van vier klauwen voorziene ijzeren kruis in het middengat van de draaiende molensteen dat dient om de draaiïng van het staakijzer op de steen over te brengen. Zie voor de benamingen voor speciale rijntypen de lemmata ɛtweetakrijnɛ, ɛdrietakrijnɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15a; A 42A, 20; N D, 18; Sche 45; Vds 84; Jan 122; Coe 100; Grof 120] II-3
rijntakken rijnspillen: rajnspelǝ (Paal), takken: takken (Paal) De twee of vier uitstekende armen van de rijn die in de bovenste steen zijn ingewerkt. Zie ook afb. 80. Het woorddeel ørijnŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛrijnɛ.' [N O, 15b; N D, 19; Vds 131; Jan 123; Coe 101; Grof 121; A 42A, 20] II-3
rijp rijp: réép (Paal) rijp [RND] III-2-3
rijp vormen, rijpen rijmen: ráimə (Paal) vriezen zodanig dat zich rijm op de bomen vormt [rouwvorsten, rijmen] [N 22 (1963)] III-4-4
rijp, rijmx ijzel: ajzəl (Paal), rijm: ráim (Paal) rijm, bevroren dauw of nevel die zich afzet op de takken [waterrijm, roevros] [N 22 (1963)] || rijm, rijp [ZND B2 (1940sq)] III-4-4
rijshout, bonenstaak boonstaak: boonstaak (Paal) [ZND 23 (1937)] I-7
rijstebrij rijstpap: Syst. IPA  rē̝ͅspap (Paal) Rijstebrij (pötjesbulling?) [N 16 (1962)] III-2-3