18103 |
ringworm |
rad van sint-catharina:
rad van Sint Catharina (K357p Paal)
|
Hoe heet de huidziekte in de vorm van een wiel, waartegen Sinte Catharina wordt aangeroepen ? [ZND 48 (1954)]
III-1-2
|
33478 |
rode aalbes |
aalbessen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
aalbes (K357p Paal),
sint-jansberen:
sintjansbere (K357p Paal),
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
sint-jansbērə (K357p Paal)
|
aalbes [ZND 01 (1922)] || rode aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
rode biet:
rūi̯ biǝt (K357p Paal)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
33257 |
rode klaver |
veldklaver:
vɛlt[klaver] (K357p Paal)
|
Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
34033 |
rode koe |
rode:
ruǝ (K357p Paal)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124]
I-11
|
34034 |
rode koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (K357p Paal)
|
[N 3A, 125a]
I-11
|
34035 |
rode koe met witte kop en rode vlekken om de ogen |
blaar:
blār (K357p Paal)
|
[N 3A, 125b]
I-11
|
20655 |
rode kool |
rode kool:
roeie kuul (K357p Paal, ...
K357p Paal),
roeje kuujel (K357p Paal),
rooë kool (K357p Paal),
rooëkool (K357p Paal),
ruie ky(3)̄el (K357p Paal),
rūi kyəl (K357p Paal, ...
K357p Paal)
|
rode kool [ZND 34 (1940)] || Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [N Q (1966)], [ZND 34 (1940)]
I-7, III-2-3
|
21733 |
roede |
asbalk:
asbalk (K357p Paal)
|
Elk van de twee zware houten of ijzeren balken die kruislings door de askop gaan. De roeden vormen het lichaam van de vier molenwieken, waarop de hekwerken zijn bevestigd. Zij zitten vastgespied in de kop van de molenas. Een houten roede bestaat uit drie delen: het middenstuk, dat door de askop steekt (de borst) en daarop bevestigd de twee eigenlijke roeden of einden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1a; N O, 6b; Sche 30; monogr.; Vld]
II-3
|
26157 |
roedeband |
wiekband:
wiekband (K357p Paal)
|
De ijzeren band die als versteviging om de roede is bevestigd. [N O, 2m]
II-3
|