e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roedebeugel klem: klem (Paal) IJzeren band om de roedebalk om te beletten dat de roewiggen of de kopspieën losgaan. [N O, 3b] II-3
roedewiggen spieën/spijen: speǝn (Paal) De houten wiggen waarmee de roeden vooraan of opzij in de askop worden vastgezet. [N O, 3a; A 42A, 76] II-3
roep- en lokwoord voor de eend wiet, wiet: wīt, wīt (Paal) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de gans kwa, kwa, kwa: kwak, kwa, kwa (Paal) Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6] I-12
roep- en lokwoord voor de kip kloek, kloek: kluk, kluk (Paal), tik, tik: tik, tik (Paal), tīk, tīk (Paal), tik, tik, tik: tek, tek, tek (Paal), tik, tik, tik (Paal), tīk, tīk, tīk (Paal) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor een big kom, kom: kǫm, kǫm (Paal) Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kuiken kloek, kloek, kloek: kluk, kluk, kluk (Paal), tjiep, tjiep, tjiep: tjep, tjep, tjep (Paal), tsjiep, tsjiep: tšep, tšep (Paal), tšip, tšip (Paal) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus, kuus: kuš, kuš (Paal) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam lem, lem: lęm, lęm (Paal) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12
roep- en lokwoorden voor het schaap lem, lem, lem: lęm, lęm, lęm (Paal) [N 19, 74a; VC 14, 2j (R] I-12