26163 |
roedebeugel |
klem:
klem (K357p Paal)
|
IJzeren band om de roedebalk om te beletten dat de roewiggen of de kopspieën losgaan. [N O, 3b]
II-3
|
26162 |
roedewiggen |
spieën/spijen:
speǝn (K357p Paal)
|
De houten wiggen waarmee de roeden vooraan of opzij in de askop worden vastgezet. [N O, 3a; A 42A, 76]
II-3
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
wiet, wiet:
wīt, wīt (K357p Paal)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
34552 |
roep- en lokwoord voor de gans |
kwa, kwa, kwa:
kwak, kwa, kwa (K357p Paal)
|
Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
kloek, kloek:
kluk, kluk (K357p Paal),
tik, tik:
tik, tik (K357p Paal),
tīk, tīk (K357p Paal),
tik, tik, tik:
tek, tek, tek (K357p Paal),
tik, tik, tik (K357p Paal),
tīk, tīk, tīk (K357p Paal)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
kom, kom:
kǫm, kǫm (K357p Paal)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kloek, kloek, kloek:
kluk, kluk, kluk (K357p Paal),
tjiep, tjiep, tjiep:
tjep, tjep, tjep (K357p Paal),
tsjiep, tsjiep:
tšep, tšep (K357p Paal),
tšip, tšip (K357p Paal)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus, kuus:
kuš, kuš (K357p Paal)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
lem, lem:
lęm, lęm (K357p Paal)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|
34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
lem, lem, lem:
lęm, lęm, lęm (K357p Paal)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|