20666 |
rundvleessoep |
bouillon:
Syst. IPA
bujo̞ͅn (K357p Paal)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24371 |
rups |
rups:
roͅps (K357p Paal)
|
rups [ZND 06 (1924)]
III-4-2
|
17832 |
rusten |
rusten:
røstə (K357p Paal)
|
rusten [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
18119 |
ruw |
geschrind:
Schrennen.
geschrend (K357p Paal)
|
hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
21291 |
ruzie maken |
ruzie maken:
ze zen wiër an ⁄t ruzie maken (K357p Paal)
|
Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
21081 |
sabbelen |
sabberen:
zabərə (K357p Paal)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
23288 |
sacramentsprocessie |
sacramentsprocessie (<lat.):
sacramensprocessie (K357p Paal)
|
Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
21571 |
salueren |
salueren (<fr.):
de soldaaten motten saleweeren (K357p Paal),
de soldaten moeten salueeren (K357p Paal)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21332 |
samenspannen |
bijeenspannen:
dai twieë spanne bieën (K357p Paal),
gelijkspannen:
die twie spannen gelijk tēgen mij (K357p Paal)
|
Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|