e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rundvleessoep bouillon: Syst. IPA  bujo̞ͅn (Paal) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3
rups rups: roͅps (Paal) rups [ZND 06 (1924)] III-4-2
rusten rusten: røstə (Paal) rusten [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
ruw geschrind: Schrennen.  geschrend (Paal) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
ruzie maken ruzie maken: ze zen wiër an ⁄t ruzie maken (Paal) Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)] III-3-1
sabbelen sabberen: zabərə (Paal) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
sacramentsprocessie sacramentsprocessie (<lat.): sacramensprocessie (Paal) Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)] III-3-3
salie self: sulf (Paal) I-7
salueren salueren (<fr.): de soldaaten motten saleweeren (Paal), de soldaten moeten salueeren (Paal) De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] III-3-1
samenspannen bijeenspannen: dai twieë spanne bieën (Paal), gelijkspannen: die twie spannen gelijk tēgen mij (Paal) Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)] III-3-1