e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

Gevonden: 3746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bladkool, snijkool kroezelkool: kroeskool? JK  krūzəlky(3)̄əl (Paal) [N Q (1966)] I-7
blaffen bassen: basən (Paal, ... ) blaffen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
blaker kaarsenpannetje: keͅsəpeͅnəkə (Paal) het pannetje, van een oor voorzien, waarop de kaars wordt gezet [ZND 36 (1941)] III-2-1
blaren afblotten: blǫt˱ af (Paal), blaren trekken: blǭrǝ trękǝ (Paal) Het verschijnsel waarbij een verflaag plaatselijk van de ondergrond loslaat en er zwellingen ontstaan. Het blaren kan verschillende oorzaken hebben. De voornaamste zijn: vocht in het geschilderde materiaal en slechte hechting van de verflaag aan het materiaal. [L 32, 78; monogr.] II-9
blaten bleken: blē̜kǝ (Paal) Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.] I-12
blauwe bosbes bosbeer: verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2  bosbeer (Paal) bosbes, alg. [ZND 01 (1922)] III-4-3
blauwe reiger, reiger reiger: rèeger (Paal) reiger, blauwe III-4-1
blazen blazen: bloͅwəzə (Paal) blazen [N 10b (1961)] III-1-1
bleek bleek: bliek gezicht (Paal), he es zoeë bliek (Paal) hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] || hij is zo bleek [ZND 21 (1936)] III-1-2
blijven wachten blijven: blèven (Paal), bléeven (Paal) blijven [ZND 25 (1937)] III-4-4